D Weerstandsmetingen
Controleer altijd eerst of alle te meten circuits, schakelingen en componenten,
alsook andere meetobjecten, spanningsloos zijn.
Voor het meten van weerstanden wordt als volgt te werk gegaan:
1.
Zet draaischakelaar (2) op weerstandsmeting "Ω" (2 bereiken: Rx1k tot 1 MΩ en Rx10 tot
10 kΩ).
2.
Controleer de meetsnoeren op geleiding door de beide meetstiften tegen elkaar te houden.
Dit levert een weerstandswaarde van circa 0,1 tot 0,2 Ω op (= de weerstand van de
meetsnoeren). Aan de linkerkant van het meetinstrument bevindt zich een gekarteld wieltje
met de aanduiding "0 Ω ADJ", hetgeen zoveel betekent als nulpuntsafregeling. Met dit
wieltje (=instelpotentiometer) wordt de wijzer bij kortgesloten meetstiften (tegen elkaar
houden) op "0 Ω" afgeregeld. Daarna kan de verbinding tussen de meetstiften worden
opgeheven.
3.
Verbind nu de meetstiften met het meetobject.
Let op! Bij het uitvoeren van een weerstandsmeting dient er op te worden gelet
dat de meetpunten, die tijdens het meten contact maken met de meetstiften,
vrij zijn van vuil, olie, soldeervloeimiddel en dergelijke. Vervuiling kan leiden
tot een afwijkende meetwaarde.
Wanneer de wijzer zich in de linker aanslag bevindt (liggende 8 = oneindig
hoge weerstandswaarde), dan is het meetbereik overschreden of het
meetcircuit onderbroken.
E Decibelmetingen dB
Bij decibelmetingen dient de bronimpedantie van de meetschakeling 600 Ω te bedragen, zo
niet dan is een juiste meting niet mogelijk. Zet de draaischakelaar (2) in de stand "AC V" en
verbindt de meetstiften met het meetobject. In het bereik van 10 V is de dB-weergave (rode
schaal boven "BAT") direct afleesbaar. In het meetbereik van 50 V moet bij de aangegeven
waarde 14 dB worden opgeteld, in het bereik van 500 V moet 34 dB worden opgeteld.
Bij meetsignalen met gelijkspanningsaandeel wordt aanbevolen om tussen "+" en "-" een
condensator met een capaciteit van tenminste 100 nF op te nemen (let op de doorslagspanning).
Houd altijd rekening met de veiligheidsbepalingen!
F Batterijtest
1.
Zet de draaischakelaar op de schakelaarstand 1,5 V of 9 V in het bereik "BAT".
2.
Verbind de meetstiften met de juiste polariteit (rood aan + en zwart aan -) aan de
batterijpolen.
3.
Bij het testen van 9 V blokbatterijen wordt de spanning bij een belasting van circa 10 mA
aangegeven.
4.
Bij het testen van 1,5 V knoopcellen wordt de spanning bij een belasting van circa 125 mA
aangegeven.
Zo kan de restcapaciteit van een batterij worden bepaald. Als de batterij leeg is, moet deze
milieuvriendelijk worden afgevoerd.
44
B Anschluss der Messleitungen
Verwenden Sie für Ihre Messungen stets nur die fest angeschlossenen Messleitungen. Achten
Sie vor jedem Anschluss auf den Zustand der Anschlussstecker bzw. Messspitzen sowie auf die
unbeschädigte Isolation.
Die Messleitungen sind zugelassen für Spannungen bis max. 500 V. Ihr Messgerät, das VC-7005
ist für Spannungen bis max. 500 VDC bzw. VACrms ausgelegt. Seien Sie besonders vorsichtig
im Umgang mit Spannungen größer 25 V Wechsel- bzw. 35 V Gleichspannung.
Wird das Messgerät nicht gebraucht, so arretieren Sie die Prüfspitzen in den Aufnahmen an der
Unterseite des Gummiholsters.
Überschreiten Sie niemals die max. Eingangsgrößen, da sonst durch
Beschädigung des Messgerätes für Sie Lebensgefahr besteht.
C Inbetriebnahme
Einstellelement Messfunktionsschalter oder Drehschalter Über den Drehschalter wird das
Messgerät sowohl eingeschaltet, als auch ausgeschaltet (OFF).
Der Messfunktionsschalter darf während der Messung auf keinen Fall verstellt
werden, da dadurch das Messgerät zerstört werden kann (Abrissfunken) bzw.
für Sie als Folge davon bei Spannungen größer als 25 VACrms bzw. 35 VDC
Lebensgefahr bestehen kann.
Im Vollkreis angeordnet, sind hier die verschiedenen Messbereiche (im Uhrzeigersinn, ab
"OFF"), durch Drehung des Schalters, auswählbar:
V
= Gleichspannungsmessung (5 Bereiche)
mA
= Gleichstrommessung bis max. 250 mA (3 Bereiche)
BAT
= Batterietest (1,5V-Rundzellen, 9-V-Blockbatterie)
V ~
= Wechselspannungsmessung (3 Bereiche)
= Widerstandsmessung (2 Bereiche)
Ω
D Gebrauchslage
Betreiben Sie das Multimeter stets waagerecht so, dass Sie die Anzeige lesen können bzw. die
Analoganzeige nach oben zeigt.
9