Veiligheidsinstructies
• Dit meetelement mag niet worden gebruikt in installaties van de
overspanningscategorie III volgens IEC 664. Dit meetelement is
niet beschermd tegen lichtboogexplosies (IEC 1010-2-031, para-
graaf 13.101).
• Houd meetapparaten uit de buurt van kinderen!
• In industriële omgevingen dienen de Arbo-voorschriften ter voor-
koming van ongevallen t.a.v. elektrische installaties en bedrijfs-
middelen te worden opgevolgd!
• In scholen, opleidingscentra, hobby- en doe-het-zelfruimten
moet op de omgang met meetelementen op verantwoorde wijze
worden toegezien door geschoold personeel.
• Wees vooral voorzichtig bij het omgaan met spanningen groter
dan 25 V~ (wisselspanning) resp. groter dan 35 V= (gelijkspan-
ning). Reeds bij deze spanningen kunt u door aanraken van elek-
trische geleiders een levensgevaarlijke elektrisch schok krijgen.
Schakel daarom eerst de spanningsbron uit, verbind het meetap-
paraat met de aansluitpunten van de te meten spanningsbron,
stel op het meetapparaat het benodigde spanningsmeetbereik in
en schakel vervolgens de spanningsbron in. Na beëindiging van
de meting schakelt u eerst de spanningsbron uit en verwijdert u
vervolgens de meetdraden van de aansluitpunten van de span-
ningsbron.
• Voorafgaand aan elke ingreep in het meetapparaat moet de
paneelmeter van de meetkring worden vrijgeschakeld/verwijderd.
• Controleer voor elke meting uw paneelmeter resp. uw (aangeslo-
ten) meetdraden op beschadigingen.
38
• Gebruik het meetapparaat niet op plaatsen of onder omstandig-
heden waar brandbare gassen, dampen of stoffen aanwezig zijn
of kunnen zijn. Voorkom voor uw eigen veiligheid absoluut dat
het meetapparaat resp. de meetdraden vochtig of nat worden.
• Om een elektrische schok te voorkomen, moet u erop letten dat
u de meetcontacten en de te meten aansluitpunten (meetpunten)
tijdens de meting niet aanraakt, ook niet indirect.
• Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik van het
apparaat niet meer mogelijk is, dan moet het worden uitgescha-
keld en worden beveiligd tegen onopzettelijk gebruik. Er mag
worden aangenomen dat het apparaat niet meer veilig te gebrui-
ken is, wanneer:
- er beschadigingen aan het apparaat zichtbaar zijn,
- het apparaat niet meer functioneert en
- het gedurende langere tijd onder ongunstige omstandigheden
is opgeslagen, of
- na zware transportbelastingen.
• Schakel het meetapparaat nooit onmiddellijk in nadat het van
een koude in een warme ruimte is gebracht. Het condensvocht
dat hierbij ontstaat, kan onder bepaalde omstandigheden een
defect aan uw apparaat veroorzaken. Laat het apparaat uitge-
schakeld op kamertemperatuur komen.
39