Onvoldoende waterdruk op de verwarmingsinstallatie?
Bijvullen van de verwarmingsinstallatie
met water
VERWARMINGSINSTALLATIE BIJVULLEN
Controleer regelmatig de waterdruk op de manometer.
Vooraleer u de verwarmingsinstallatie gaat bijvullen, controleer eerst:
• zijn alle ontluchters op de radiatoren gesloten ?
• zijn er geen watersporen of kalksporen onder de kleppen, radiatoren of lei-
dingen ?
• De stop van de vul/aflaatkraan in de ketel of eventueel op de installatie los-
schroeven.
• Sluit de vulslang van de vulset aan op de tapkraan van de koudwaterlei-
ding.
Een vulset behoort niet tot de verwarmingsketel.
Bij gebrek aan waterdruk op de centrale verwarmingsinstallatie mag de
ketel uitsluitend bijgevuld worden wanneer hij volledig is afgekoeld!
• Vul de vulslang eerst met water en sluit hem dan aan de vul- en aflaatkraan.
Zo voorkomt U dat er onnodig veel lucht in de verwarmingsinstallatie bin-
nendringt.
• Open de tapkraan van de waterleiding.
• Open langzaam de vul- en aflaatkraan.
• Zodra de wijzer van de manometer op minimaal 1,5 bar staat, de
vul/aflaatkraan sluiten.
• Ontlucht de verwarmingsinstallatie aan de radiatoren. Als de wijzer van de
manometer na het ontluchten op ca. 1,2 bar blijft staan, stoppen met het
vullen.
• Als de wijzer van de manometer na het ontluchten onder 1,0 bar staat,
langzaam de vul/aflaatkraan nogmaals openen.
• Herhaal het vullen zoals beschreven.
• Als U klaar bent met het bijvullen van de installatie:
De vul/aflaatkraan sluiten, de tapkraan van de waterleiding sluiten. De vul-
slang van de vul/aflaatkraan losmaken; een vaste verbinding met de ver-
warminingsinstallatie is niet toegestaan.
• De stop op de vul/aflaatkraan terug aanbrengen.
25