Belichting
Behalve de scherpstelling en andere instellingen
is het ook belangrijk om de belichting aan te
passen zodat prachtige foto's mogelijk worden.
Met belichting wordt de hoeveelheid licht
bedoeld die de CCD van de digitale fotocamera
kan ontvangen. Deze waarde verandert
naargelang de combinatie van
diafragma en sluitertijd. Hoe meer licht, hoe
helderder het beeld (witachtig) en hoe minder
licht, hoe donkerder het beeld. De juiste
hoeveelheid licht wordt "juiste belichting"
genoemd.
De juiste belichting wordt gehandhaafd door de
sluitertijd te verkorten als u de diafragmawaarde
verlaagt, of door de sluitertijd te verlengen als u
de diafragmawaarde verhoogt.
Diafragma
Het diafragma is het onderdeel van het
lensgedeelte waarmee de hoeveelheid licht wordt
bepaald die de camera binnenkomt. De instelling
van het diafragma wordt aangeduid met de
zogenoemde diafragmawaarde (F-waarde).
Open (lagere F-waarde)
• Het beeld neigt naar
overbelichting
(lichter).
• De scherptediepte
wordt kleiner.
NL
54
Gesloten (hogere F-waarde)
• Het beeld neigt naar
onderbelichting
(donkerder).
• De scherptediepte
wordt groter.
Instellen aan de hand van de
sluitertijd
Met de sluitertijd wordt bepaald hoe lang de
camera licht binnenlaat.
Sneller
• Het beeld neigt naar
onderbelichting
(donkerder).
• Bewegende
onderwerpen lijken
stil te staan.
Trager
• Het beeld neigt naar
overbelichting
(lichter).
• Bewegende
onderwerpen worden
een beetje vaag
afgebeeld.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken
om trilling te voorkomen als u met langere
sluitertijden werkt.
Overbelichting
• Open het diafragma
• Stel een langere sluitertijd in
Juiste belichting
Onderbelichting
• Sluit het diafragma
• Stel een kortere sluitertijd in