10. PARAMETERWEERGAVE
a) Accuspanning
De spanning van de accu wordt in onbelaste toestand aangegeven (en kan bijgevolg
tijdens het gebruik niet worden nagemeten).
b) Laadtoestand
Om een ruw overzicht over de laadtoestand van de accu te verkrijgen, wordt bij dit toestel
een accusymbool („ ") weergegeven. Dit symbool dient alleen voor een schatting van de
voortgang van het laden of ontladen. Bij het laden vult het batterijsymbool zich van onder
naar boven, terwijl het bij het ontladen van boven naar onder wordt leeggemaakt.
Tijdens het automatisch opladen van NiZn-accu's dat in 3 stappen verloopt, signaleert de
balkenweergave (batterijsymbool) de voortgang van de oplaadprocedure.
Besluiten in verband met de nog te verwachten tijd tot het einde van het programma zijn
daarmee niet mogelijk. Wanneer de laadtoestand van de accu nog niet werd bepaald,
verschijnt in de plaats van het batterijsymbool een vraagteken („?").
c) Laad-/ontlaadstroom
Bij het laden en het ontladen wordt de door de accu lopende stroom „I" aangegeven.
Wanneer er geen stroom loopt (vb. in de modus „RDY" („READY"), „ERR" („ERROR") of
„STB" („STANDBY")) verschijnt de aanduiding „I= -.---A op de display.
d) Tijdsmeting
Op de display wordt de tijd in uren en minuten („HH:MM") aangegeven, waarin de accu
geladen en ontladen werd. De tijd die nodig is voor de druppellading (bedrijfsmodus „TRI"
= „TRICKLE") blijft onveranderd.
e) Gevoede en afgenomen capaciteit
De aanduiding van zowel de geladen capaciteit (C) als de afgenomen capaciteit (D)
gebeurt in milliampère-uur (mAh) of ampère-uur (Ah).
Bij programma's met meervoudige laad- en ontlaadcycli worden alleen de actuele waarden
weergegeven. De gegevens van de voorbije cyclus worden gewist. Er gebeurt geen
berekening, weergave of toevoeging van de capaciteit van een druppellading („TRICKLE").
94