3 Druk op ASSIGN-knop 5 om de
instelling op te slaan in SHOT-A of
druk op de knop ASSIGN 6 om de
instelling op te slaan in SHOT-B.
b Opmerkingen
• De instellingswaarden die zijn toegewezen
aan SHOT-A en SHOT-B, worden
verwijderd wanneer u de schakelaar
POWER in de stand OFF (CHG) zet.
3
De opgeslagen instellingen
controleren
1 Druk herhaaldelijk op ASSIGN-knop 4
om het scherm SHOT TRANSITION
CHECK te openen.
2 Druk op ASSIGN-knop 5 om SHOT-A
te controleren. Druk op ASSIGN-knop
6 om SHOT-B te controleren.
De geselecteerde instelling wordt
toegepast op het beeld op het scherm.
Scherpstelling, in- en uitzoomen,
enzovoort worden automatisch
aangepast op basis van de opgeslagen
instelling.
b Opmerkingen
• Op het controlescherm voor de
opnameovergang schakelen de instellingen
niet over naar de opgeslagen instellingen
van de overgangsduur en -curve ingesteld in
[OVERGANGTIJD] en [OVERG.CURVE]
(p. 70)
4
Opnemen met de
opnameovergangsfunctie
1 Druk herhaaldelijk op ASSIGN-knop 4
2 Druk op de knop REC START/STOP.
CHECK
3 Druk op ASSIGN-knop 5 om op te
z Tips
• Druk meerdere keren op ASSIGN-knop 4
om SHOT TRANSITION te annuleren.
b Opmerkingen
• U kunt niet handmatig in-/uitzoomen,
scherpstellen of instellingen aanpassen tijdens
het controleren of activeren van de
opnameovergang.
• Wanneer u [SHOT TRANSITION] wijzigt
(p. 70), drukt u meerdere keren op de ASSIGN-
knop 4 om het opnameovergangsscherm te
sluiten.
• Als u de opnameovergang activeert tijdens een
opname kunt u de oorspronkelijke instellingen
(die zijn vervangen door de opgeslagen
instellingen SHOT-A of SHOT-B) niet meer
herstellen.
• Als u tijdens de opnameovergangsfunctie op de
volgende knoppen drukt, wordt de bewerking
geannuleerd:
– PICTURE PROFILE-knop
– MENU-knop
om het scherm SHOT TRANSITION
EXEC te openen.
Overgangsbalk
S: start
E: einde
nemen met SHOT-A of ASSIGN-knop
6 om op te nemen met SHOT-B.
De huidige instellingen schakelen over
naar de opgeslagen instellingen.
Wordt vervolgd ,
EXEC
NL
45