Bedieningselementen
Afb. 2
1
Temperatuurregelaar
Dient voor het instellen
van de temperatuur van de
diepvriesruimte.
2
Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
3
Toets „super"
Om het supervriessysteem in en
uit te schakelen.
Brandt alleen als het supervries-
systeem is ingeschakeld.
4
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
5
Indicatie alarm
Brandt als het in de
diepvriesruimte te warm is.
De indicatie gaat uit wanneer
de diepvriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt.
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
De aan/uit-toets 2 indrukken, de toets
brandt. Door de alarmtoets 4 in te
drukken wordt het temperatuuralarm
uitgeschakeld. De indicatie alarm 5
brandt tot in het apparaat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Wij adviseren een gemiddelde instelling.
Aanwijzingen bij het gebruik
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van
de deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Door het koelsysteem kan zich op de
■
vriesroosters op sommige plaatsen al
snel een laagje rijp afzetten. Dit heeft
geen invloed op het functioneren van
het apparaat of op het stroomverbruik.
Ontdooien is pas nodig als zich op het
hele oppervlak van het vriesrooster
een laag rijp of ijs met een dikte van
meer dan 5 mm heeft gevormd.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Temperatuurregelaar 1 met behulp van
een muntstuk instellen op een waarde.
Hogere cijfers betekenen lagere
temperaturen.
nl
69