Werbung
(5) Tiefen Einstellregler (BASS)
Der Regler dient zum Anheben, bzw. Absenken (+/-10dB) der Tiefen des jeweiligen
Kanalsignals.
In Mittenstellung des Reglers (leichte Rastung spürbar) wird das Signal nicht beein-
flußt.
(6) Monitor Einstellregler
Der Monitor Regler stellt den Pegel des Kanal-Signals in der Monitor-Subgruppe ein.
Der Regler erlaubt die Einstellung des Monitorsignals unabhängig von den Einstellun-
gen des PANPOT (8) und des Kanalpegelreglers (11).
(7) EFF Regler
Der Effekt Regler stellt den Pegel des Kanalsignals am Effekt-Send-Ausgang ein.
In Stellung „0" des Reglers wird das Kanalsignal nicht an den Effekt-Send-Ausgang
geschickt.
In Stellung „10" des Reglers wird der volle Anteil des Kanalsignals an den Effekt-
Send-Ausgang geschickt.
(8) PANPOT- und Balanceregler
Die Aufgabe des PANPOT-Reglers (Monokanal) und des Balancereglers (Stereokanal)
ist die Aufteilung des Kanalsignals auf den rechten und linken MASTER- Ausgang.
Mit den Reglern kann das Eingangssignal zum rechten oder zum linken Ausgangska-
nal geschickt werden.
In Stellung „C" erhalten beide Ausgänge den gleichen Anteil des Kanalsignals.
In Stellung „R" wird das Kanalsignal auf den rechten Ausgang geschoben.
In Stellung „L" wird das Kanalsignal auf den linken Ausgang geschoben.
(9) PFL Schalter und Anzeige
Drücken der PFL Taste ermöglicht es das Kanalsignal vor der Beeinflussung durch
den Kanalfader über den Kopfhörer vorzuhören. Bei aktiver PFL Funktion (Pre Fader
Listening) leuchtet die PFL Anzeige unter dem Schalter.
(10) Kanal Peak Anzeige
Die Peak-Anzeige leuchtet, wenn der Eingang übersteuert wird. Leuchtet diese Anzei-
ge auf, muß der Eingangspegel über den GAIN Regler reduziert werden. Ein gelegent-
liches kurzes Aufleuchten der Anzeige-LED ist akzeptabel.
(11) Kanalfader
Der Kanalfader regelt die Lautstärke des einzelnen Kanals zum Gesamtsignal (Master).
In Stellung „0" ist der Pegel des Kanalsignals auf Minimum.
In Stellung „10" ist der Pegel des Kanalsignals auf Maximum.
Der Kanalfader sollte immer auf Stellung „0" gebracht werden, wenn der Eingang nicht
benutzt wird.
10
Aansluiting van de koptelefoon
Sluit op de koptelefoonbus (23) een koptelefoon met 6,3mm stereo-klinkstekker aan.
De koptelefoon dient een impedantie van 4-16 Ohm te hebben, omdat er anders fou-
tieve aanpassingen plaatsvinden.
Aansluiting van het netsnoer
Sluit het netsnoer van het mengpaneel aan op een stabiel stroomnet van 230 V
(AC) / 50 Hz. De netspanning mag max. +/-5% fluctueren. Let op een correcte
aardleiding.
Steek de apparatenstekker van het netsnoer in de netsnoer-bus (44) van het meng-
paneel.
Steek pas daarna de netstekker van het netsnoer in een contactdoos.
Gebruik
Gebruik het apparaat nooit direct nadat het van een koude in een warme ruimte
is overgebracht. Het daarbij ontstaande condensvocht kan onder bepaalde
omstandigheden het apparaat onherstelbaar beschadigen.
Laat het apparaat oningeschakeld op kamertemperatuur komen. Wacht tot het
condenswater is verdampt.
Vermijd het gebruik onder ongunstige omgevingsvoorwaarden. Deze leiden tot een
beschadiging van het systeem.
Slechte omgevingsvoorwaarden zijn:
- te hoge luchtvochtigheid (> 90 % rel. luchtvochtigheid)
- vocht
- de aanwezigheid van stof en brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen
- te hoge omgevingstemperaturen (> 40 °C)
- te lage omgevingstemperaturen (> 0 °C)
De ingangen en de bijbehorende kanaalregelaars zijn d.m.v. de aan-
duiding aan elkaar toegewezen, bijv. LINE ingang 1 is toegewezen
aan de kanaalregelaars CH1. Houd er bij het instellen rekening mee
dat telkens het juiste kanaal wordt bewerkt.
• Controleer nogmaals of alle aansluitingen correct zijn.
• Draai de GAIN regelaars (2), de kanaal-fader (11) en de koptelefoon-niveauregelaar
(28) van het mengpaneel op stand „0".
• Schuif de MASTER-fader (24) en (25), de SUB1 (21) en SUB2 (22) en de MONITOR-
fader (20) op stand „0".
• Schakel de signaalbronnen in, zoals platenspeler, CD-speler, cassettedeck, etc.
91
Werbung
Kapitel
