het werken met spanningen groter dan 25 V~ (wisselspanning)
resp. groter dan 35 V= (gelijkspanning). Reeds bij deze spannin-
gen kunt u door het aanraken van elektrische geleiders een le-
vensgevaarlijke elektrisch schok krijgen.
• Controleer voor elke meting uw meetapparaat resp. uw tempera-
tuursensoren op beschadiging(en).
• De spanning tussen meetapparaat en aarde mag nooit hoger zijn
dan 24 V wisselspanning, resp. 60 V gelijkspanning.
• Gebruik het meetapparaat niet in ruimten resp. onder ongunstige
omgevingsomstandigheden waarin/waarbij brandbare gassen,
dampen of stoffen aanwezig zijn of kunnen zijn. Voorkom voor
uw eigen veiligheid beslist dat het meetapparaat resp. de meet-
draden vochtig of nat worden. Vermijd het gebruik in de directe
nabijheid van
a) krachtige magneetvelden (luidsprekers, magneten)
b) elektromagnetische velden (transformatoren, motoren, spoe-
len, relais, beveiligingen, elektromagneten enz.)
c) elektrostatische velden (op-/ontladingen)
d) zendantennes of HF-generatoren
• Gebruik de digitale thermometer nooit kort vóór, tijdens, of kort
na een onweersbui (blikseminslag! / energierijke overspannin-
gen!). Let erop dat uw handen, schoenen, kleding, de grond, het
meetapparaat resp. de meetdraden, schakelingen en schakelde-
len enz. absoluut droog zijn.
• Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik van het
apparaat niet meer mogelijk is, dan moet het worden uitgescha-
keld en beveiligd tegen onopzettelijk gebruik. Er mag van uit
worden gegaan dat het apparaat niet meer veilig te gebruiken is
als:
- er beschadigingen aan het apparaat zichtbaar zijn,
- het apparaat niet meer functioneert en
55