Verbindt hiervoor de beide stekkers (12) van de
elektrodehouder (8) en de massaklem (9) met de
overeenkomstige snelkoppelingen (5/6) en zet de
stekkers (12) vast door ze met de wijzers van de
klok mee te draaien.
De kabel met de elektrodehouder (8) wordt nor-
maal aangesloten op de PLUS-pool (5), de kabel
met de massaklem (9) op de MIN-pool (6).
In-/uitschakelen (fi g. 2)
Schakel het apparaat in door de potentiometer
(1) vanuit de nulstand van de lasstroomschaal (2)
met de wijzers van de klok mee te draaien. Het
controlelampje voor bedrijf (3) begint te schijnen.
Schakel het apparaat uit door de potentiometer
(1) tegen de richting van de wijzers van de klok in
naar de nulstand van de lasstroomschaal (2) te
draaien. Het controlelampje voor bedrijf (3) gaat
uit.
7. Lasvoorbereidingen
De aardingsklem (9) wordt direct op het te lassen
stuk of op de ondergrond waarop het te lassen
stuk is geplaatst, bevestigd.
Opgelet! Zorg ervoor dat een direct contact met
het te lassen stuk bestaat. Mijd dus gelakte op-
pervlakken en/of isolatiematerialen. De elektrode-
houderkabel heeft aan het uiteinde een speciale
klem die dient om de elektrode vast te klemmen.
De laskap moet tijdens het lassen altijd worden
gebruikt. Deze beschermt de ogen tegen de van
de lichtboog uitgaande lichtstraling en laat toch
toe de blik op het te lassen stuk te vestigen.
8. Lassen
Voer alle elektrische aansluitingen voor de
stroomtoevoer alsmede voor de lasstroomkring
uit. De meeste mantelelektroden worden aan-
gesloten op de PLUS-pool. Er zijn echter enkele
soorten elektroden die op de MIN-pool worden
aangesloten. Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant betreff ende de soort elektrode en de juiste
polariteit op. Pas de laskabels (8/9) overeenkoms-
tig aan op de snelkoppelingen (5/6).
Bevestig dan het niet beklede einde van de elek-
trode in de elektrodehouder (8) en verbindt de
massaklem (9) met het te lassen stuk. Let er wel
op dat een goed elektrisch contact bestaat. Scha-
kel het apparaat in en stel de lasstroom naarge-
lang de gebruikte elektrode op de potentiometer
Anl_IW_100_SPK7.indb 48
Anl_IW_100_SPK7.indb 48
NL
(1) in. Houdt het lasschild voor het gezicht en wrijf
het elektrodepunt zodanig op het te lassen stuk
dat u een beweging uitvoert zoals bij het aanstri-
jken van een lucifer. Dit is de beste manier om
een lichtboog tot stand te brengen.
Test op een proefstuk of u de juiste elektrode en
stroomsterkte hebt gekozen.
Elektrode Ø (mm) .......................... Lasstroom (A)
1,6............................................................40-50 A
2 ............................................................ 40 - 80 A
2,5 ....................................................... 60 - 110 A
Opgelet!
Tik niet met de elektrode tegen het werkstuk; dit
zou schade kunnen veroorzaken en de ontsteking
van de lichtboog bemoeilijken.
Zodra de lichtboog ontstoken is, probeert u
een afstand tot het werkstuk aan te houden die
overeenstemt met de gebruikte elektrodediame-
ter.
De afstand moet zo constant mogelijk blijven
terwijl u last. De hoek van de elektrode moet in
werkrichting ongeveer 20/30 grande bedragen.
Gebruik altijd een tang om gebruikte elektroden
te verwijderen of om pas gelaste stukken te
bewegen. Denk er a.u.b. aan dat de elektrode-
houder (1) na het lassen altijd geïsoleerd moet
worden weggelegd.
De slak mag pas na het afkoelen van de naad
worden verwijderd.
Wordt een lasbewerking aan een onderbroken
lasnaad voortgezet, dan moet eerst de slak aan
het beginpunt worden verwijderd.
9. Bescherming tegen oververhitting
Het lastoestel is uitgerust met een overver-
hittingsveiligheid, die de lastransformator tegen
oververhitting beschermt. Mocht de overver-
hittingsveiligheid reageren, dan gaat het controle-
lampje (5) aan uw toestel branden. Laat het lasto-
estel een tijdje afkoelen.
- 48 -
23.11.2015 16:14:38
23.11.2015 16:14:38