OBJ_BUCH-757-004.book Page 120 Wednesday, December 10, 2008 4:33 PM
120 | Nederlands
Bevestigen met houder (zie afbeelding A)
U kunt de laserontvanger met de houder 40 op
een bouwlasermeetlat 38 (toebehoren) of op
andere hulpmiddelen met een breedte van maxi-
maal 65 mm bevestigen.
Schroef de houder 40 met de bevestigings-
schroef 39 in de opname 33 aan de achterzijde
van de laserontvanger vast.
Draai de vastzetschroef 36 los, duw de houder
bijvoorbeeld op de bouwlaser-meetlat 38 en
draai de vastzetschroef 36 weer vast.
Met de libel 41 kunt u de houder 40 horizontaal
afstellen.
De bovenrand 37 van de houder bevindt zich op
dezelfde hoogte als de middenmarkering 30 en
kan worden gebruikt voor het markeren van de
laserstraal.
Bevestigen met magneet (zie afbeelding B)
Als een zekere bevestiging niet beslist noodza-
kelijk is, kunt u de laserontvanger met de mag-
neetplaat 29 aan de voorzijde op stalen delen
hechten.
Toepassingsvoorbeelden
Hoogten overbrengen en controleren
(zie afbeelding D)
Plaats het meetgereedschap in de horizontale
stand op een stevige ondergrond of monteer het
op een statief 48 (toebehoren).
Werkzaamheden met statief: Stel de laserstraal
op de gewenste hoogte af. Breng de hoogte op
de bestemmingsplaats over of controleer de
hoogte.
Werkzaamheden zonder statief: Bepaal het
hoogteverschil tussen laserstraal en hoogte op
het referentiepunt met behulp van de meetplaat
44. Breng het gemeten hoogteverschil op de be-
stemmingsplaats over of controleer het geme-
ten hoogteverschil.
1 609 929 R48 | (10.12.08)
Loodstraal parallel afstellen en rechte hoeken
aantekenen (zie afbeelding E)
Als u rechte hoeken wilt aantekenen of tussen-
wanden wilt uitlijnen, dient u de loodstraal 9
parallel, dat wil zeggen op dezelfde afstand tot
een referentielijn (bijvoorbeeld een muur) uit te
lijnen.
Stel daarvoor het meetgereedschap in de verti-
cale stand op en positioneer het zo dat de lood-
straal ongeveer parallel aan de referentielijn ver-
loopt.
Meet voor de nauwkeurige positionering de af-
stand tussen loodstraal en referentielijn vlakbij
het meetgereedschap met behulp van de meet-
plaat 44. Meet de afstand tussen loodstraal en
referentielijn opnieuw op een zo groot mogelijke
afstand van het meetgereedschap. Stel de lood-
straal zo af dat deze dezelfde afstand tot de re-
ferentielijn heeft als bij de meting rechtstreeks
op het meetgereedschap.
De rechte hoek met de loodstraal 9 wordt aan-
gegeven door de variabele laserstraal 6.
Loodlijn of verticaal vlak aangeven
(zie afbeelding F)
Voor het aangeven van een loodlijn of een verti-
caal vlak stelt u het meetgereedschap in de ver-
ticale stand op. Als het verticale vlak in een rech-
te hoek met een referentielijn (bijvoorbeeld een
muur) moet verlopen, stelt u de loodstraal 9 op
deze referentielijn af.
De loodlijn wordt door de variabele laserstraal 6
aangegeven.
Werkzaamheden zonder laserontvanger
(zie afbeelding G)
Bij gunstige lichtomstandigheden (donkere om-
geving) en op korte afstanden kunt u zonder la-
serontvanger werken. Voor een betere zicht-
baarheid van de laserstraal kiest u de lijnfunctie.
Of u kiest de puntfunctie en draait de rotatiekop
10 handmatig naar de bestemmingsplaats.
Bosch Power Tools