g) Meetweerstand
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de
circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
Ga als volgt te werk:
- Schakel de multimeter aan en kies de "Ω" modus.
- Steek de rode testkabel in de
COM-voet (10).
- Controleer de testkabels door de twee testsonden tegen elkaar te houden. Er
moet een weerstand van ongeveer 0–0,5 Ω worden weergegeven (inherente
weerstand van de testkabels). De kabelweerstand bij de metingen met hoge
impedantie kan worden verwaarloosd.
- Voor metingen met een lage impedantie drukt u op de "REL" knop (9) om de
inherente impedantie af te trekken van de testkabels in de weerstandsme-
ting. Het display wordt gereset op 0 Ω en de automatische meetbereikkeuze
("AUTO") wordt uitgeschakeld.
- Sluit de twee testsonden aan op het voorwerp dat u wilt meten. De meting
wordt aangegeven op het display (voorwaarde hiervoor is dat het voorwerp
dat u meet geen te hoge weerstand heeft of niet is aangesloten). Wacht totdat
het display stabiliseert. Dit kan enkele seconden duren bij weerstanden die
groter zijn dan 1 MΩ.
- "OL" (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of dat het
circuit niet was aangesloten.
- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt
u de multimeter uit.
Als u een weerstandsmeting maakt, dient u ervoor te zorgen dat de meetpunten die u met de punten van
de sonden aanraakt geen vuil, olie, soldeer of andere soortgelijke substanties bevatten. Deze substanties
kunnen de meting verteken.
De "REL" knop werkt alleen als een gemeten waarde wordt weergegeven. Hij kan niet worden gebruikt als
er "OL" op het display verschijnt.
110
voet (11) en de zwarte testkabel in de