1. Laagste flens van maaidek
NL
2. Linker achter hefboom
3. Bovenste draaitap moer
4. Achterste hefboom draaitap
5. Onderste draaitap
"B"
1
2
3
4
5
• Meet de afstand van de grond tot aan de onderste flens van
het maaidek aan beide zijden van de grasmaaier (dim. "B"
& dim. "C"). Der Dim. B & C moeten hetzelfde zijn.
• Balanceer de maaier kant per kant door de linkerachter
hefboom af te stellen. Maak de bovenste draaitap moer
losser en haal de onderste draaitap moer aan om de
linkerkant van het maaiaggregaat te verhogen. Maak de
onderste draaitap moer losser en haal de bovenste draaitap
moer aan om de linkerkant van het maaiaggregaat te
verlagen.
OPMERKING: ÉÉn draai aan de onderste draaitap moer
komt overeen met een hoogteverandering van ongeveer 3
mm. Vergeet niet om na het afstellen de beide draaitap
moeren goed aan te halen tegen de draaitap.
Voor en achterkant van grasmaaier
afstellen
• Om een zo goed mogelijk maairesultaat te bekomen, moet
de achterkant van de grasmaaier 6-9 mm hoger zijn dan de
voorkant van de grasmaaier. Meet de afstand van de
grond tot de onderste flens van het dek rechts vooraan en
rechts achter (dim. "D" & "E"), in dezelfde lijn als de voor-
en achterbanden.
• Verhoog of verlaag de achterkant van het maaiaggregaat
door de rechterachter hefboom af te stellen. Maak de
bovenste draaitap moer losser en haal de onderste
draaitap moer aan om de achterkant van het maaiaggregaat
"C"
te verhogen. Maak de onderste draaitap moer lossr en
haal de bovenste draaitap moer aan om de achterkant van
het maaiaggregaat te verlagen.
"E"
1. Laagste flens van het maaidek
2. Rechter achter hefboom
53
1
2
5
"D"