De functie voor het uitschakelen van de monitor
is ingeschakeld (pagina 4).
Raak het scherm aan om het weer in te
schakelen.
Het scherm reageert niet correct op uw
aanraking.
Raak één deel van het scherm tegelijk aan. Als
twee of meer delen tegelijk worden aangeraakt,
werkt het scherm niet correct.
Kalibreer het aanraakscherm (pagina 13).
Raak het drukgevoelige scherm krachtig aan.
De achterste monitor kan niet bediend worden.
De pictogrammen die op de achterste monitor
weergegeven worden, zijn uitgeschakeld.
Er kunnen geen menu-items worden
geselecteerd.
Niet-beschikbare menu-items worden grijs
weergegeven.
Radio-ontvangst
Er kunnen geen zenders worden ontvangen.
Het geluid is gestoord.
De aansluiting is niet juist.
Sluit de REM OUT-kabel (blauw/wit gestreept)
of voedingskabel voor accessoires (rood) aan
op de voedingskabel van de auto-
antenneversterker (alleen als uw auto is
uitgerust met een radioantenne in de achter-
of zijruit).
Controleer de aansluiting van de autoantenne.
Als de automatische antenne niet uitschuift,
controleert u de aansluiting van de
bedieningskabel van de elektrische antenne.
Er kan niet worden afgestemd op
snelkeuzezenders.
Het ontvangstsignaal is te zwak.
RDS
Het zoeken begint na enkele seconden afspelen.
De zender is geen TP-zender of heeft een zwak
signaal.
Schakel TA uit (pagina 8).
Er is geen verkeersinformatie.
Schakel TA in (pagina 8).
De zender is een TP-zender, maar zendt toch
geen verkeersinformatie uit.
Stem af op een andere zender.
PTY toont [PTY not found.].
De huidige zender is geen RDS-zender.
Er zijn geen RDS-gegevens ontvangen.
De zender geeft het programmatype niet door.
22
NL
Beeld
Er wordt geen beeld of een onduidelijk beeld
weergegeven.
Het apparaat is niet goed aangesloten.
Controleer de verbinding tussen dit apparaat en
andere apparatuur en stel de
bronkeuzeschakelaar van de apparatuur in op dit
apparaat.
De schijf is defect of vuil.
Het apparaat is niet goed geïnstalleerd.
Installeer het apparaat in een hoek van minder
dan 45° op een stabiele plaats in de auto.
De handremkabel (lichtgroen) is niet aangesloten
op het schakelsnoer van de handrem of de
handrem wordt niet gebruikt.
De afbeelding past niet op het scherm.
Er wordt een vaste breedte-/hoogteverhouding
op de DVD gebruikt.
Er wordt geen afbeelding of een onduidelijke
afbeelding weergegeven op de monitor achterin.
Een bron/stand die niet is aangesloten, is
geselecteerd. Als er geen invoer is, wordt er geen
beeld weergegeven op de monitor achterin.
De instelling voor het kleursysteem is onjuist.
Stel het kleursysteem in op [PAL] of [NTSC] op
basis van de aangesloten monitor (pagina 13).
Het beeld van de achteruitkijkcamera wordt
weergegeven op dit apparaat.
Er wordt geen beeld weergegeven op de
monitor achterin als het beeld van de
achteruitkijkcamera wordt weergegeven op dit
apparaat.
Geluid
Er is geen geluid/het geluid hapert/het geluid
kraakt.
Het apparaat is niet goed aangesloten.
Controleer de verbinding tussen dit apparaat en
de aangesloten apparatuur en stel de
bronkeuzeschakelaar van de apparatuur in op dit
apparaat.
De schijf is defect of vuil.
Het apparaat is niet goed geïnstalleerd.
Installeer het apparaat in een hoek van minder
dan 45° op een stabiele plaats in de auto.
De bemonsteringsfrequentie van het MP3-
bestand is niet 32, 44,1 of 48 kHz.
De bemonsteringsfrequentie van het WMA-
bestand is niet 44,1 kHz.
De bitsnelheid van het MP3-bestand ligt niet
tussen 48 en 192 kbps.
De bitsnelheid van het WMA-bestand ligt niet
tussen 48 en 192 kbps.
Het apparaat staat in de pauzestand of er wordt
terug-/vooruitgespoeld.
De instellingen voor de uitvoer zijn niet juist.
Het DVD-uitvoerniveau is te laag (pagina 12).