Basisbediening
Opnemen
z
Via deze versterker kunt u
dezelfde geluidsbron op
drie opname-apparaten
tegelijk opnemen.
z
Tijdens opnemen kunt u
meeluisteren naar het
zojuist opgenomen geluid
(bandmonitor voor
nabandcontrole)
Bij opnemen op een
cassettedeck met gescheiden
opname- en
weergavekoppen kunt u het
zojuist opgenomen geluid
vergelijken met de
oorspronkelijke geluidsbron.
Voor deze nabandcontrole
zet u de TAPE MONITOR
schakelaar op TAPE1 of
TAPE2. Om bijvoorbeeld te
horen hoe het geluid wordt
opgenomen op een
cassettedeck aangesloten op
de TAPE1/DAT
aansluitingen, zet u de
TAPE MONITOR schakelaar
in de TAPE1 stand.
NL
8
1
U
g
SPEAKERS
BASS
TONE
ON
0
•
•
OFF
PHONES
–10
+10
–10
1
2
3
4
5
6
3 4
INPUT SELECTOR
AUX
TAPE2/MD
TAPE1/DAT
TREBLE
BALANCE
TAPE MONITOR
0
•
•
TAPE-2
SOURCE
TAPE1
+10
LEFT
RIGHT
Druk op de aan/uit-schakelaar (U) om de versterker in te
schakelen.
Schakel de geluidsbron in waarvan u wilt opnemen.
Zet de nabandcontrole-schakelaar (TAPE MONITOR) in de
SOURCE stand.
Stel de ingangskeuzeschakelaar (INPUT SELECTOR) in op de
gekozen geluidsbron voor opname.
Het indicatorlampje voor de gekozen geluidsbron licht op.
Voor opnemen vanaf een
Platenspeler
Tuner (radio-ontvangst)
Compact disc speler
Geluidsbron aangesloten op de AUX
hulpingangen
Geluidsbron aangesloten op de:
—TAPE1/DAT aansluitingen
—TAPE2/MD aansluitingen
Breng de opname-apparatuur in gereedheid voor het opnemen
en start de opname.
Start de weergave van de geluidsbron.
ATTENUATOR
CD
16
21
13
TUNER
28
11
PHONO
36
9
46
7
55
5
65
3
80
1
∞
0
SOURCE DIRECT
MUTING
–dB
Zet u de INPUT SELECTOR op
PHONO
TUNER
CD
AUX
TAPE1/DAT
TAPE2/MD