Controle van de staat van de
lading van de batterij
Om de staat van de lading van de batterij
te controleren, drukt men op de toets
(afb. 11.A) die 3 of 4 LEDs (afb. 11.B)
aanschakelt, met de volgende betekenissen:
LED
Lading van de batterij
48 V
4 GROEN 100%
3 GROEN 70%
2 GROEN 45%
1 GROEN 10% - Opladen
Geen
De batterij heeft een lading
van minder dan 10% en moet
onmiddellijk opgeladen worden.
Indien er na 30 minuten opladen
niet minstens een LED aangaat,
betekent dit dat de batterij defect
is en vervangen moet worden.
Het opladen duurt ongeveer 1,5 - 3,5
uur, al naargelang het vermogen van
de batterij en de resterende lading.
De batterijlader (5) is van het diagnostische
type, voorzien van een LED die informatie
verschaft over de staat van de batterij en de
lading, volgens de hiernavolgende tabel:
LED (5a)
GROEN
Batterij wordt opgeladen
(Knipperlicht)
GROEN
Batterij volledig opgeladen
ROOD
Batterij oververhit: verwijder de
batterij en laat ze gedurende
minstens 30 minuten afkoelen.
Uit
Batterij afwezig of niet
correct geplaatst.
ROOD
Storing tijdens het opladen en
(Knipperlicht)
mogelijk defecte batterij; verwijder
in dit geval de batterij en plaats ze
opnieuw binnen de 2 uren: indien
het LED aangeeft dat ze opgeladen
wordt, betekent dit dat de batterij in
goede staat is en de lading gewoon
kan voortgezet worden. Anders:
- de batterijlader losmaken
en na enkele minuten weer
aan het net verbinden;
- de batterij uit de batterijlader
halen en ze na enkele
minuten weer plaatsen.
Indien het LED (5b) na deze
pogingen niet aangeeft dat
de batterij opgeladen wordt
en blijft knipperen, betekent
dit dat de batterij defect is en
vervangen moet worden.
80 V
-
100%
70%
30% - Opladen
Betekenis
8. ONDERHOUD
8.1 ALGEMEEN
BELANGRIJK De veiligheidsnormen die
tijdens het onderhoud in acht genomen moeten
worden, zijn beschreven in par. 2.4. Neem
deze aanwijzingen strikt in acht om geen
ernstige risico's of gevaren te lopen.
Alle controles en werkzaamheden
voor onderhoud moeten uitgevoerd
worden bij stilstaande machne, en
met de motor uitgeschakeld. Alvorens
eender welke ingreep voor onderhoud
uit te voeren, moet men de motor
uitschakelen en de sleutel verwijderen.
Draag geschikte kledij, handschoenen
en bril vooraleer onderhoud uit te voeren.
• De frequenties en de soorten ingrepen zijn
samengevat in de "Tabel Onderhoud". Het
doel van de tabel is om uw machine een
optimale conditie te laten behouden. Hierin
staan de voornaamste ingrepen en de tijden
waarop ze uitgevoerd moeten worden. Voer
de desbetreffende handeling uit in functie
van de eerstkomende vervaldatum.
• Het gebruik van niet originele wisselstukken
en toebehoren kan negatieve gevolgen
hebben op de werking en de veiligheid
van de machine. De fabrikant wijst alle
aansprakelijkheid af in geval van schade of
letsels veroorzaakt door die producten.
• De originele wisselstukken worden
geleverd door de geautoriseerde
dienstcentra en wederverkopers.
BELANGRIJK Alle werkzaamheden
voor onderhoud en afstelling die niet in
deze handleiding beschreven zijn, moeten
uitgevoerd worden door uw Wederverkoper
of door een gespecialiseerd Centrum.
8.2
REINIGING
Voer de reiniging uit bij stilstaande
machine. Tracht de sneeuw niet van de
aflaat te verwijderen zonder eerst:
• het commando van de toevoerschroef
losgelaten te hebben
• de contactsleutel verwijderd te hebben
• de batterij verwijder te hebben
Reinig de machine steeds na gebruik. Neem de
volgende instructies in acht bij het reinigen:
• Schakel de motor uit.
NL - 11