7. OLIE-SENSOR INSTRUCTIES
1. DE FUNCTIE VAN DE OLIE-SENSOR
De motor zal automatisch afslaan wanneer het oliepeil
beneden de eviligheidslimiet daalt. De motor zal niet gestart
kunnen worden voordat het oliepeil boven de voorgeschreven
limiet is gebracht. (Zie Afb. 8-t)
2. OPNIEUW STARTEN
(1) Vul het carter met olie tot het juiste niveau.
(2) Raadpleeg het hoofdstuk "4. BEDIENING VAN UW
POMP" op bladzijde 7 voor het opnieuw starten en
verder bedienen van de motor.
Controleer de draad die van de motor komt. Deze moet
■
correct zijn aangesloten op de draad van de olie-sensor.
Raadpleeg bladzijde 6 voor de aanbevolen olie wanneer
■
u de motorolie moet kiezen.
8. EENVOUDIGE
PROBLEMEN OPLOSSEN
1. POMP LOOPT NIET.
Motor start niet.
■
(Zie 8.-4 "4.WANNER DE MOTOR NIET START")
Pompwaaier zit vast (reinigen)
■
2. ER KOMT TE WEINIG WATER UIT DE POMP.
De pomp zuigt lucht aan. (controleer de aanzuigkant)
■ ■ ■ ■ ■
Het vermogen van de motor te laag.
■ ■ ■ ■ ■
(neem contact op met dealer)
Afdichting defect.
■ ■ ■ ■ ■
(neem contact op met dealer)
Aanzuighoogte te groot. (Verlagen)
■ ■ ■ ■ ■
Zuigslang is te dun of te lang.
■ ■ ■ ■ ■
(vervang de slang met een zo dik en kort mogelijke slang)
Lekkage in watertoevoer (stop het lek)
■ ■ ■ ■ ■
Verstopt door vuil.
■ ■ ■ ■ ■
(demonteer en reinigen)
Versleten waaier.
■ ■ ■ ■ ■
Verstopping in sproeier. (reinigen)
■ ■ ■ ■ ■
Toerental motor te laag (neem contact op met dealer)
■ ■ ■ ■ ■
3. POMP VULT ZICHZELF NIET.
Pomp zuigt valse lucht.
■ ■ ■ ■ ■
(controleer uitinde zuigslang, of aansluiting zuigslang aan
pomp.)
Onvoldoende water in pomp. (vullen)
■ ■ ■ ■ ■
Onvoldoende afvoersluiting. (volledig vastdraaien)
■ ■ ■ ■ ■
Motor draait te langzaam. (neem contact op met dealer)
■ ■ ■ ■ ■
Valse lucht door pakking. (neem contact op met dealer)
■ ■ ■ ■ ■
(OPTIE)
4. WANNEER DE MOTOR NIET START :
Controleer het volgende voor u uw pomp naar uw Makita dealer
brengt.
Als u nog steeds problemen ondervindt nadat u de volgende
controles heeft uitgevoerd, dient u de pomp naar uw dichtst
bijzijnde Makita dealer te brengen.
(1) Geeft de bougie een krachtige vonk?
Staat de STOP schakelaar op "
■
Verwijder en inspecteer de bougie.
■
Als de elektroden vervuild zijn, dient u deze schoon te
maken of de bougie te vervangen.
Haal de bougie uit de cilinderkop en stop hem weer in de
■
boegiedop. Trek aan de trekstarter twerijl u de bougie aardt
tegen de motor. Probeer ook een nieuwe bougie om te
zien of de vonk te zwak is of afwezig.
Er is iets mis met het ontstekingssysteem wanneer ook
een nieuwe bougie geen vonk geeft.
Veeg eerst eventueel gemorste brandstof op
■
voor u de bougie gaat testen. Houd de bougie
zo ver mogelijk van het bougiegat vandaan.
Houd de bougie niet in uw hand wanneer u aan
■
de trekstarter trekt.
OPMERKING
Een motor met een olie-sensor zal automatisch afslaan
wanneer het oliepeil beneden de vastgestelde limiet daalt.
Als het oliepeil niet boven de vastgestelde limiet gebracht
wordt, zal de motor direct weer stilvallen als deze opnieuw
gestart wordt.
(2) Is er voldoende compressie?
Trek rustig aan de trekstarter en controleer of u weerstand
voelt. Als u nauwelijks kracht hoeft te zetten om de trekstarter
door de weerstand te trekken, dient u allereerst te
controlerenof de bougie goed vast zit. Zet de bougie vast
als deze los zat.
(3) Is de bougie nat van de benzine?
Staat de benzinekraan wel open? (Behalve EW120R)
■
Sluit de choke (met de chokehendel) en trek vijf of zes
■
keer aan de trekstarter. Verwijder de bougie en controleer
of de elektroden nat zijn. Als de elektroden nat zijn, krijgt
de verbrandingskamer wel brandstof toegevoerd.
Als de elektroden droog zijn, dient u na te gaan waar de
■
brandstoftoevoer stokt.
(Controleer de brandstofinlaat van de carburateur en het
brandstoffilter.) (EW120R)
(Controleer de brandstofinlaat van de carburateur.)
(Behalve EW120R)
Als de motor toch niet wil starten alhoewel de
■
brandstoftoevoer in orde is, kunt het opnieuw proberen
met verse brandstof.
I
" (Aan)?
WAARSCHUWING
NL
11