9.3
Inschakelen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Atmos GIGA-I/-D/-B • Ed.01/2023-06
WAARSCHUWING
Er bestaat gevaar voor brand- of vrieswonden bij het aanraken
van de pomp/installatie.
Afhankelijk van de bedrijfstoestand van de pomp en installatie (tempera-
tuur van het medium) kan de gehele pomp zeer heet of zeer koud wor-
den.
• Tijdens het bedrijf afstand houden!
• Laat de installatie en de pomp afkoelen tot ruimtetemperatuur!
• Bij werkzaamheden altijd veiligheidskleding, veiligheidshandschoenen
en veiligheidsbril dragen.
GEVAAR
Gevaar voor persoonlijk letsel en materiële schade door ex-
treem hete of koude vloeistof onder druk!
Afhankelijk van de temperatuur van het medium kan bij het volledig ope-
nen van de ontluchtingsvoorziening extreem heet of extreem koud me-
dium in vloeibare of gasvormige toestand vrijkomen. Afhankelijk van de
systeemdruk kan de vloeistof er onder hoge druk uitschieten.
• Open de ontluchtingsvoorziening altijd heel voorzichtig.
Vul en ontlucht de installatie op deskundige wijze.
1.
Draai de ontluchtingsventielen daarvoor los en ontlucht de pomp.
2.
Draai de ontluchtingsventielen na het ontluchten weer vast, zodat er geen water meer
kan ontsnappen.
LET OP
• Zorg ervoor dat de minimumtoevoerdruk altijd aanwezig is!
•
Om cavitatiegeluiden en -schade te voorkomen, moet een minimumtoevoerdruk op de
zuigaansluiting van de pomp gegarandeerd zijn. De minimumtoevoerdruk hangt af van
de bedrijfssituatie en het bedrijfspunt van de pomp. Op basis hiervan moet de mini-
mumtoevoerdruk worden vastgelegd.
•
Belangrijke parameters om de minimumtoevoerdruk te bepalen, zijn de NPSH-waarde
van de pomp op het bedrijfspunt en de dampdruk van het medium. De NPSH-waarde
vindt u in de technische documentatie van het betreffende pomptype.
1.
Door kort inschakelen controleren of de draairichting met de pijl op de ventilatorkap
overeenstemt. Bij onjuiste draairichting dient u als volgt te werk te gaan:
•
Bij directe start: Verwissel 2 fasen op het klemmenbord van de motor (bijv. L1 tegen L2).
•
Bij Y-Δ-start:
Verwissel op het klemmenbord van de motor van 2 wikkelingen telkens begin en einde
van de wikkeling (bijv. V1 tegen V2 en W1 tegen W2).
•
Schakel het aggregaat alleen in als de afsluiter aan de perszijde gesloten is! Pas wanneer
het volledige toerental is bereikt de afsluiter langzaam openen en op het bedrijfspunt
inregelen.
Het aggregaat moet gelijkmatig en zonder trillingen lopen.
Tijdens de inlooptijd en het normale bedrijf van de pomp is een lichte lekkage met een klein
aantal druppels normaal. Er moet af en toe een visuele controle worden uitgevoerd. Bij dui-
delijk zichtbare lekkage moet de afdichting worden vervangen.
nl
135