NORAUTO 2611978 Hinweise Zur Bedienung Seite 19

1. Installeer dit product volgens het vermelde
NL
spanningsbereik. Doet u dit niet dan kan dit
elektrische schokken of storingen aan het product
veroorzaken.
2. Bij een foutieve installatie kunnen elektrische
schokken en storingen aan het product ontstaan.
3. Als u rook of een brandgeur opmerkt, koppel het
systeem dan onmiddellijk los.
4. Bij het installeren van het systeem moet het
contact van de auto zijn uitgeschakeld.
5. Let op het verschil tussen de grootte van de
gatenzaag voor de sensoren. De sensoren mogen
niet te strak of te los worden gemonteerd.
6. Plaats de regelunit niet in de buurt van andere
interferentiebronnen zoals de uitlaatpijp of
andere bekabeling.
7. Als de voedingskabel een metalen behuizing
kan raken, isoleer deze kabel dan met tape die
bestand is tegen wrijving. Kortsluiting of een
loszittende draad kan brand veroorzaken.
8. Leid zoveel mogelijk kabel in het voertuig en klem
deze stevig vast. Dit verkleint de kans dat de
kabel komt klem te zitten of vasthaakt.
9. Houd alle kabels uit de buurt van hete of
bewegende onderdelen en componenten die
elektrische ruis veroorzaken.
10. De prestaties kunnen worden beïnvloed in de
volgende situaties: zware regen; een grindweg,
hobbelige weg, hellende weg en struikgewas;
een metalen bumper; zeer warm, koud of vochtig
weer; als de sensoren zijn bedekt met sneeuw,
ijs modder, enz. Andere ultrasone of elektrische
golven, bijvoorbeeld de DC/AC-schakelaar of de
24V/12V-schakelaar kunnen de prestaties van
het systeem ook beïnvloeden.
18