Lees de volledige handleiding voor installatie en ingebruikneming. Bewaar deze handleiding
zorgvuldig voor later gebruik.
Universele modulaire dimmer met CAB-ontstoring 5 - 350 W
1. BESCHRIJVING
Deze universele modulaire dimmer is bestemd voor DIN-railmontage en is 1 TE breed. Het apparaat is geschikt
voor het dimmen van resistieve, inductieve en capacitieve belastingen, en dimbare led- en spaarlampen
(CFLi). De dimmer functioneert zowel met het faseaansnijdings- als faseafsnijdingsprincipe. De keuze van het
lamptype gebeurt door instellingen via de eerste drie dipswitches onder het klapdeksel (zie fig. 2). De dimmer
kan met of zonder geheugen worden gebruikt en is voorzien van een automatische detectie en indicatie in
geval van een foutconditie (overbelasting, kortsluiting ...).
2. MONTAGE EN AANSLUITING
Voor de aansluiting van de belasting en de nodige voedingsspanning, zie fig. 1.
Als alles correct aangesloten is, de voeding aangeschakeld wordt en de lamp aanstaat, licht de indicatieled op
de dimmer op. Indien er een foutconditie is, knippert de led. Zorg dat er geen gemengde belastingen gebruikt
worden op 1 dimmer.
Aanbevelingen bij de montage
- Plaats de dimmers bij voorkeur onderaan in de schakelkast.
- Controleer de temperatuur. Indien de temperatuur in de schakelkast te hoog (max. 35 °C) oploopt, zorg dan
voor extra ventilatie. Zorg voor voldoende afvoer aan de bovenzijde van de kast. Plaats, indien nodig, een
ventilator.
3. WERKING EN GEBRUIK
3.1. Algemene werking
De dimmer wordt bediend via een NO-drukknop (230 Vac of 8-24 Vac/Vdc). Druk kort om in of uit te
schakelen. Druk lang om op of neer te dimmen. Bij lang drukken wordt de dimrichting na elke onderbreking
omgekeerd (opdimmen -> stop -> neerdimmen -> stop -> opdimmen -> enz.). Als de maximumintensiteit
bereikt is, blijft het dimniveau onveranderd. Het laatst bereikte niveau vóór de dimmer uitgeschakeld wordt,
wordt al dan niet in een geheugen opgeslagen (zie § 3.3.). Tot 30 NO-contacten (170-0000X) kunnen in
parallel aangesloten worden (max. afstand 100 m).
3.2. Twee extra bedieningsmodi
Er zijn twee additionele bedieningsmodi mogelijk. Deze zijn te selecteren met dipswitch 4 onder het klapdeksel
van de dimmer (zie fig. 2).
Modus 1: Eénknopsbediening
Bij selectie van deze modus werkt de dimmer met een NO-drukknopbediening (230 Vac of 8-24 Vac/Vdc).
Kort drukken om in of uit te schakelen. Lang drukken om op of neer te dimmen. Bij lang drukken wordt de
dimrichting na elke onderbreking omgekeerd (opdimmen -> stop -> neerdimmen -> stop -> opdimmen ->
enz.). Het laatst bereikte niveau voordat de dimmer uitgeschakeld wordt, wordt al dan niet in een geheugen
opgeslagen (zie §3.3.). Deze modus wordt geselecteerd door dipswitch 4 off (naar beneden) te zetten (zie
§ 3.7). Voor het aansluitschema, zie figuur 1a (éénknopsbediening).
Modus 2: Trappenhuisfunctie
Bij selectie van deze modus schakelt de verlichting automatisch na 3 minuten uit. Deze modus wordt
geselecteerd door dipswitch 4 on (naar boven) te zetten (zie § 3.7). Voor het aansluitschema, zie figuur 1b
(trappenhuisfunctie).
3.3. Geheugenfunctie
De dimmer kan zowel met als zonder geheugen gebruikt worden. De dimmer is standaard ingesteld zonder
geheugenfunctie. Je gebruikt de bedieningstoets om deze functie te wijzigen. Dim op tot de
maximumlichtstand en hou vervolgens de bedieningstoets gedurende 10 s ingedrukt. Na 10 s dimt het licht
van 100 % tot een lagere lichtstand om aan te duiden dat deze functie ingeschakeld is. Laat de druktoets na
deze wijziging van de lichtintensiteit onmiddellijk los. Herhaal de procedure om de geheugenfunctie weer uit
te schakelen. Deze functie en de laatst ingestelde lichtstand worden in een permanent geheugen bewaard: zij
gaan niet verloren bij een spanningsonderbreking. Met geheugenfunctie schakelt de dimmer de eerste keer in
op een door de fabrikant gekozen lichtstand. Daarna schakelt de dimmer in op de laatst ingestelde waarde.
Voor het dimmen van dimbare spaar- en ledlampen met geactiveerde geheugenfunctie, is het dimprofiel
zo opgebouwd dat de dimmer eerst gedurende minder dan een seconde op zijn max. vermogen wordt
ingeschakeld (boostfunctie) om dan naar zijn geheugenstand te gaan. Dit om ervoor te zorgen dat elke lamp
zelfs met geheugenfunctie kan ingeschakeld worden.
Met geheugen
- Kort drukken = aan op vorig niveau/uit.
- Lang drukken bij 'uit'-toestand = de dimmer dimt op vanaf minimum lichtstand.
- Bij stijgen: de dimmer stopt op maximum.
- Bij dalen: de dimmer stopt 2 s op min. en dimt daarna op.
- Een hernieuwde (lange) druk keert de dimrichting om.
Zonder geheugen
- Kort drukken = aan op maximum/uit. Verder is de bediening analoog aan de bediening met geheugen.
Druktoetsbediening
Kort drukken < 400 ms
Lang drukken > 400 ms
= aan/uit
= opdimmen/neerdimmen
3.4. Alles-uitfunctie
Indien een ander bedieningspunt gekoppeld wordt met de alles-uitingang
verlichting gekoppeld aan deze dimmer uitgeschakeld worden. Voor het aansluitschema, zie fig. 1c (alles-
uitfunctie).
3.5. CAB-ontstoring
Deze dimmer is voorzien van een ontstoring voor CAB-signalen. Deze geïntegreerde ontstoring tracht als
eerste zoveel mogelijk storende signalen uit het net te halen opdat de meeste lampen optimaal zouden
branden zonder flikkering of gebrom.
Let op: Omwille van technische beperkingen is het niet mogelijk om de kwaliteit van industriële CAB-filters
te evenaren.
nv Niko sa
PM330-00700R17392
, kan met deze bediening alle
Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 778 90 00 — fax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@niko.eu — www.niko.eu
3.6. Betekenis van de rode indicatieled
De led licht op:
- de dimmer is correct aangesloten (bij montage),
- en de belasting is ingeschakeld.
De led knippert:
- foutconditie: de dimmer is niet correct aangesloten, overbelasting, kortsluiting,
verkeerde setting.
3.7. Type lamp instellen
Alle dimbare lampen. Zie tabel hieronder.
Lamp
HAL. 230 V
HAL. 230 V
Max.
350 W
350 W
Min.
5 W
5 W
* Maximaal 10 lampen aansluiten
Je stelt de correcte belasting als volgt in met de dipswitches.
Gloeilamp – faseafsnijding
Halogeenlamp met elektronische transformator – faseafsnijding
Halogeenlamp met gewikkelde transformator – faseaansnijding
led 1
Dimbare ledlamp – faseafsnijding
led 2
Dimbare ledlamp – faseaansnijding
CFLi1
Dimbare spaarlamp – faseafsnijding (*)
CFLi2
Dimbare spaarlamp – faseaansnijding (*)
led 3
Dimbare ledlamp – faseafsnijding (*)
led 4
Dimbare ledlamp – faseaansnijding (*)
(*) Deze lampprofielen zijn uitgerust met een boostfunctie. Dit betekent dat de lamp bij het aanschakelen kort fel
zal branden alvorens over te gaan naar het gewenste dimniveau (indien de geheugenfunctie geactiveerd is).
3.8. Profiel selecteren voor ledlampen
Om het juiste profiel te selecteren voor de geplaatste ledlampen, ga je als volgt te werk:
1. Probeer achtereenvolgens de profielen led 1 en led 2.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.9.
2. In het andere geval probeer je achtereenvolgens de profielen Gloeilamp of Halogeenlamp met elektronische
transformator.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.9.
3. In het andere geval wijst dit erop dat de geplaatste ledlampen vrij veel energie nodig hebben om te kunnen
opstarten. Kies daarom voor het profiel led 3 of led 4. Deze profielen bevatten immers een boostfunctie die
ervoor zorgt dat de lampen bij het aanschakelen genoeg energie krijgen alvorens over te gaan naar het
gewenste dimniveau (bij geactiveerde geheugenfunctie).
We geven hieronder een voorbeeld van de voor- en nadelen van de laatste twee opties:
Profiel
Gloeilamp of halogeenlamp met
elektronische transformator
Voordelen
De lamp gaat niet kort fel branden na het
aanschakelen
Nadelen
• De lamp kan niet tot op haar
minimumniveau gedimd worden
• In bepaalde gevallen is het verschil in
lichtoutput dat je kan bereiken, beperkt
Schakel de dimmer uit en aan na het instellen van het minimumniveau. Brandt de lamp niet (bij geactiveerde
geheugenfunctie), selecteer dan een lampprofiel met boostfunctie (CFLi1, CFLi2, led 3 of led 4), zie § 3.7.
3.9. Minimumniveau instellen
Om het (optimale) maximumbereik van elke lamp te bereiken, kan het minimumniveau bijgesteld worden. Zie
fig. 3.
4. PROBLEEMOPLOSSING
Probleem
Oorzaak
De dimmer werkt niet. De rode
De netspanning is niet aange-
led op de dimmer brandt niet.
sloten.
De draad is defect.
De dimmer werkt niet. De rode
De belasting is niet aangesloten.
led op de dimmer brandt.
De lamp of de draad is defect.
Het minimale dimniveau is te
laag ingesteld.
Het dimprofiel is verkeerd.
De geheugenfunctie is geac-
tiveerd.
330-00700
dimbare led-
HAL. 12 - 24 V
CFLi*
lamp*
350 W
200 W
200 W
20 W
5 W
5 W
led 3 of led 4
De lamp kan tot op haar minimumniveau
gedimd worden
De lamp gaat kort fel branden na het
aanschakelen indien er een lagere
dimstand gekozen werd
Actie
Sluit het toestel aan op de
netspanning.
Vervang de draad.
Sluit de belasting correct aan
volgens het aansluitschema.
Vervang de lamp of de draad.
Verhoog het minimumdimniveau
of gebruik een profiel met boost-
functie (led 3 of led 4).
Kies een ander profiel en pas het
minimumdimniveau aan.
Schakel de geheugenfunctie uit
en zet de dimmer aan.
1
NL