• Dit apparaat produceert giftige uitlaatgassen zodra
de verbrandingsmotor draait. Dit apparaat bevat
giftige koolmonoxide, een kleur- en geurloos gas,
evenals andere schadelijke stoffen. De verbran-
dingsmotor mag nooit in gesloten of slecht geventi-
leerde ruimtes worden gebruikt.
• De uitlaatgassen van de verbrandingsmotor wor-
den voor het linker achterwiel aan de open lucht
afgegeven. Bij werkzaamheden met het apparaat
moet erop worden gelet dat deze omgeving altijd
schoon blijft en nooit wordt afgedekt, zodat uitlaat-
gas zich niet ophoopt.
m Veiligheid op de werkplek
• Controleer volledig het terrein, waar het apparaat
wordt gebruikt en verwijder alle stenen, stokken,
draden, kluiven en andere vreemde voorwerpen,
die door het apparaat omhoog geslingerd kunnen
worden. Hindernissen (bijv. boomstompen, wortels)
kunnen in hoog gras eenvoudig worden gemist.
• Markeer daarom voor het werken met dit apparaat,
alle in het gras verborgen, vreemde objecten (hin-
dernissen), die niet verwijderd kunnen worden.
• Let ook op verdiepingen (gaten) in het terrein en
andere niet zichtbare gevarenpunten. Hindernissen
kunnen in hoog gras eenvoudig worden gemist.
• Gebruikt het apparaat altijd bijzonder voorzichtig,
als u in de buurt van hellingen, terreinranden, grep-
pels en dijken werkt. In het specifiek op voldoende
afstand tot dergelijke gevarenpunten letten.
• Bijzondere voorzichtigheid is geboden bij onover-
zichtelijke punten, bosjes, bomen en andere hin-
dernissen waarachter zich personen, in het speci-
fiek kinderen, of dieren kunnen bevinden.
• De benzine-opzitmaaier direct stoppen en de maai-
messen neerzetten als iemand het maaibereik be-
treedt.
• Houd het bereik voor het voertuig altijd in de ga-
ten. Let op hindernissen om deze tijdig te kunnen
ontwijken.
• Voor het achteruitrijden het bereik achter de benzi-
ne-opzitmaaier controleren en indien aanwezig, het
aanbouwdeel loskoppelen. Nooit achteruit maaien
als dit niet absoluut noodzakelijk is.
Bij het achteruit maaien bijzonder voorzichtig te
werk gaan en voor de start van het maaien het ge-
hele bereik achter de benzine-opzitmaaier grondig
controleren.
• Bij werken binnen een groep moet u anderen altijd
direct meedelen wat u gaat doen. Veiligheidsaf-
stand in acht nemen!
• Voor elke richtingswijziging moet de rijsnelheid zo
worden gereduceerd, dat de gebruiker op elk mo-
ment de controle over het apparaat behoudt en de
benzine-opzitmaaier ook niet kan omvallen.
• Bij het gebruik in de buurt van straten en bij het
oversteken van verkeerswegen moet er op andere
verkeersdeelnemers worden gelet.
• Bijzondere voorzichtigheid vereist bij het maaien
in de buurt van straten, fietspaden en voetpaden.
Weggeslingerde delen kunnen tot ernstige verwon-
dingen en beschadigingen leiden.
m Omgang met benzine
m Levensgevaar! Benzine is giftig en zeer ont-
vlambaar.
• Bewaar benzine alleen in daarvoor bedoelde en
gecontroleerde containers (jerrycans). De sluitkap-
pen van het tankreservoir moeten altijd correct op-
geschroefd en aangehaald worden. Defecte sluitin-
gen moeten vanwege veiligheidsredenen worden
vervangen.
• Houd benzine uit de buurt van vonken, open vuur,
waakvlammen, warmtebronnen en andere ontste-
kingsbronnen. Niet roken!
• Vul de tank uitsluitend bij in de buitenlucht en rook
niet tijdens het tanken.
• Schakel voor het tanken de verbrandingsmotor uit
en laat deze afkoelen.
• Benzine moet voor het starten de verbrandings-
motor worden bijgevuld. Als de verbrandingsmotor
loopt of bij een hete machine mag de tankdop niet
geopend worden of er benzine worden bijgevuld.
• Open de tankdop voorzichtig en langzaam. Druk-
compensatie afwachten en pas daarna de tankdop
volledig afnemen.
• Gebruik voor het tanken een geschikte trechter of
een invoerbuis, zodat er geen brandstof op de ver-
brandingsmotor en behuizing resp. het gazon kan
terechtkomen.
Vul de brandstoftank niet te vol!
• Om de brandstof ruimte tot uitzetting te bieden,
brandstoftank nooit tot boven de onderkant van de
vulpijp vullen. Extra gegevens in de gebruikshand-
leiding van de verbrandingsmotor in acht nemen.
• Indien benzine is overstroomd, de verbrandings-
motor pas starten, nadat de met benzine vervuil-
de vlakken zijn gereinigd. Elke ontstekingspoging
moet worden vermeden totdat de benzinedampen
zijn verdampt (droogvegen).
• Veeg gemorste brandstof direct weg.
• Als benzine op kleding is terechtgekomen, moet
deze worden vervangen.
• De tankdop moet na elke keer tanken correct op-
geschroefd en aangehaald worden. Het apparaat
mag zonder opgeschroefde originele tankdop niet
in gebruik worden genomen.
• Controleer vanwege veiligheidsredenen de brand-
stofleiding, brandstoftank, tankdop en aansluitin-
gen regelmatig op beschadigingen, veroudering
(breekbaarheid), op correcte bevestiging en on-
dichte plaatsen en vervang deze indien nodig.
• Leeg de tank alleen in de open lucht.
www.scheppach.com
NL | 141