1. Drukontlasting uitvoeren, trekker overhalen.
2. De slang en sproeikopbescherming demonteren.
3. Ontgrendel de trekkerblokkering en haal de trekker over.
4. Naaldzitting (1a) demonteren.
5. Borgingsmoer en eindkap verwijderen.
6. Tik de naald er met een plastic hamer aan de voorkant uit.
7. De interne pistoolkanalen met een zachte borstel reinigen.
8. De O-ringen van de nieuwe naald met siliconenvrij vet invetten.
9. Plaats de nieuwe naald eerst met de schroefdraad voor in het pistool.
10. Borgingsmoer en eindkap los bevestigen.
11. Breng een middelsterk (blauw) dichtmiddel op de schroefdraad van de naaldzitting
aan.
12. Haal bij de inbouw van de naaldbehuizing de trekker over. Met een draaimoment van
35 - 43 Nm vastdraaien.
13. Naaldinstelling uitvoeren.
Naaldinstelling
1. Drukontlasting uitvoeren en trekker vergrendelen.
2. Sproeikop, sproeikopbescherming en slang verwijderen.
3. Houd het pistool zodanig dat de sproeikop naar boven wijst. Draai de zekeringsmoer
in de richting van de klok totdat de trekker zichtbaar en voelbaar iets omhoog komt.
4. Draai de zekeringsmoer een 3/4-omwenteling tegen de richting van de klok. Bij cor-
recte instelling kan de trekker vrij worden bewogen.
RICHTLIJN:
De naald is correct ingesteld wanneer de trekker vrij beweegbaar is.
6. Sluit de slang aan. Sproeikopbescherming installeren. Spuitapparaat ontluchten.
7. Pistool in de emmer richten en net zo lang de trekker overhalen totdat er spuitmateri-
aal uit de pistool komt.
8. Trekker loslaten. De materiaalstroom moet meteen stoppen.
9. Vergrendel de trekkerblokkering. Probeer het apparaat te gebruiken. Er mag geen
materiaal naar buiten komen.
10. Als het pistool de test niet doorstaat, herhaal dan de stappen 1 - 9 bij de naaldinstel-
ling.
Vertaling van de originele handleiding
28