Plaatskeuze
Het apparaat moet altijd zo worden ingebouwd dat het voor
onderhoudswerkzaamheden te allen tijde goed toegankelijk is
en gemakkelijk kan worden in- en uitgebouwd.
Plaats de boiler altijd zodanig dat de rookgasafvoer op een zo
recht en vlak mogelijke buitenwand kan worden gemonteerd.
De buitenwand moet zich altijd in de vrije luchtstroom be-
vinden en indien mogelijk dienen zich daar geen sierstrips of
afdekplaatjes e.d. te bevinden, evt. de boiler op een geschikte
voet plaatsen.
De wandafvoer moet zodanig worden aangebracht dat er zich
binnen 500 mm (A) geen tankopening of tankontluchtingsope-
ning bevindt. Bovendien mag er zich binnen 300 mm (A)
geen ontluchtingsopening voor het woongedeelte bevinden.
Als de rookgasafvoer verticaal onder een te openen raam is
geplaatst, moet de boiler van een automatische uitschakeling
zijn voorzien om gebruik bij geopend raam te voorkomen.
300 mm
raam
vrij te laten
zone
Afbeelding 1
De boiler mag niet in de buurt of direct achter een kachel wor-
den ingebouwd.
Om voldoende ventilatie voor de koeling van de elektronica te
waarborgen, dient de afstand tussen het afdekkapje van de
elektronica (34) en de wanden van meubels waarin de boiler
wordt ingebouwd ten minste 20 mm te bedragen.
Inbouw van de boiler
Plaats de sjabloon voor de opening van de rookgasafvoer te-
gen de binnenkant van de wand.
A = onderkant boiler
B = zijkant boiler
Boor 4 gaten (C) met een diameter van 10 mm door de wand.
Boor een gat (E) met een diameter van 15 mm voor het afvoer-
pijpje voor het condenswater (ook van buiten mogelijk = F).
Plaats de sjabloon tegen de buitenkant van de wand. De mar-
keringen (C) moeten zich boven de doorgeboorde gaten be-
vinden. De uitsparing (D) voor de rookgasafvoer 92 x 168 mm
uitzagen.
Als de afstand tussen de buitenwand en de boiler meer dan
35 mm bedraagt, is de wandafvoerverlenging VBO 2 met
een extra lengte van 50 mm noodzakelijk. Bij de stippellijn
100 x 176 mm uitzagen.
*
Afbeelding 2
Sierstrips e.d. op het voertuig zo wegsnijden of opvullen dat
de afvoer vlak aanligt.
Bij schuine wanden de ruimte onder de boiler opvullen. Een
hellingshoek van 10 graden niet overschrijden.
A
vrij te laten
zone
bodem
Bij holle ruimten ter hoogte van
de afvoeropening deze met hout
opstoppen zodat de schroeven
stevig kunnen worden aange-
draaid. De definitieve uitsparing
dient 168 mm hoog en 92 mm
breed te zijn. (* doorsnedeteke-
ning ter verduidelijking)
Steek de boiler met het afvoerdeel (1) door de afvoeropening
(2) en laat ca. 5 mm buiten de buitenwand uitsteken. Plaats het
afdichtframe (3) erop (past door de beveiliging tegen omgekeer-
de montage alleen in de juiste positie!). Boor de gaten voor de
6 bevestigingsschroeven (4) voor.
Afbeelding 3
Het afdichtframe (3) eraf nemen en aan de kant van het voer-
tuig met plastische carrosseriekit – geen silicone! – bestrijken.
Het afdichtframe moet naar de kopse kanten en de
dwarskanten van het afvoerdeel (1) en naar de buiten-
wand goed zijn afgedicht!
Bevestig het afdichtframe (3) met 4 zelftappers (4) aan het
afvoerdeel.
Afbeelding 4
Schroef het afdichtframe (3) samen met het af-
voerdeel (1) zodanig vast dat de beveiliging tegen
omgekeerde montage naar voren uitsteekt!
7
Afbeelding 5
De luchtspleet tussen het gat (6) en het afvoerpijpje (7) voor
het condenswater met plastische carrossieriekit – geen silico-
ne! – afdichten.
Breng het afvoerrooster (8) aan. Druk de complete afvoer te-
gen de wand van het voertuig en schroef hem met 6 schroe-
ven (5) vast.
Schroef de boiler met ten minste 2 van de ogen (9) met de bij-
geleverde schroeven B 5,5 x 25 op een geschikte ondergrond
(multiplexplaat, ingelamineerde houten strip of metalen vloer)
stevig aan de voertuigbodem vast.
1
3
2
4
3
4
1
3
8
6
4
5
27