42 | Nederlands
– Lijnmodus horizontaal: Het meetgereedschap produceert
een horizontale laserlijn naar voren.
– Lijnfunctie verticaal: Het meetgereedschap maakt een
verticale laserlijn naar voren.
Alle puntstralen lopen in een hoek van 90° ten opzichte van
elkaar; de laserlijnen kruisen elkaar eveneens in een hoek
van 90°.
Na het inschakelen staat het meetgereedschap in de kruis-
lijn- en puntfunctie. Druk voor het veranderen van de functie
op de toets voor laser-functie (2).
Alle gebruiksmodi kunnen zowel met automatische nivelle-
ring als met pendelvergrendeling worden geselecteerd.
Automatische nivellering
Werkzaamheden met automatisch waterpassen
(zie afbeeldingen A−C)
Plaats het meetgereedschap op een horizontale, vlakke on-
dergrond, bevestig het op de universele houder (14) of het
statief (15).
Voor het werken met automatisch waterpassen de aan/uit-
schakelaar (4) naar de stand "
Na het inschakelen compenseert het automatisch waterpas-
sen automatisch oneffenheden binnen het zelfwaterpasbe-
reik van ±4°. Het waterpassen is afgesloten zodra de laser-
punten of laserlijnen niet meer bewegen.
Is automatisch waterpassen niet mogelijk, bv. omdat het op-
stelvlak van het meetgereedschap meer dan 4° van de hori-
zontaal afwijkt, dan beginnen de laserlijnen te knipperen.
Binnen 10 seconden na het inschakelen is dit alarm gedeac-
tiveerd om het instellen van het meetgereedschap mogelijk
te maken.
Stel in dit geval het meetgereedschap horizontaal op en
wacht het zelfwaterpassen af. Zodra het meetgereedschap
binnen het zelfwaterpasbereik van ±4° komt, schijnen de la-
serstralen continu.
Bij schokken of veranderingen van positie tijdens het gebruik
wordt het meetgereedschap automatisch opnieuw genivel-
leerd. Controleer na het nivelleren de positie van de laser-
stralen met betrekking tot referentiepunten om fouten door
een verschuiving van het meetgereedschap te voorkomen.
Werken met pendelvergrendeling (zie afbeelding D)
Voor het werken met pendelvergrendeling schuift u de aan/
uit-schakelaar (4) in de stand „ On". De laserstralen knip-
peren continu.
Bij het werken met pendelvergrendeling is de automatische
nivellering uitgeschakeld. U kunt het meetgereedschap vrij
in de hand houden of op een hellende ondergrond zetten. De
laserstralen worden niet meer genivelleerd en lopen niet
meer noodzakelijk loodrecht t.o.v. elkaar.
1 609 92A 7SD | (25.07.2022)
Mauwkeurigheidscontrole van het
meetgereedschap
Nauwkeurigheidsinvloeden
De grootste invloed oefent de omgevingstemperatuur uit.
Vooral vanaf de grond naar boven toe verlopende tempera-
tuurverschillen kunnen de laserstraal afbuigen.
Om thermische invloeden door van de vloer opstijgende
warmte tot een minimum te beperken, wordt aangeraden om
het meetgereedschap op een statief te gebruiken. Plaats het
meetgereedschap bovendien indien mogelijk in het midden
van het werkvlak.
Naast externe invloeden kunnen ook toestelspecifieke in-
vloeden (zoals val of sterke stoten) leiden tot afwijkingen.
Controleer daarom de nivelleernauwkeurigheid, telkens
voordat u begint te werken.
Ligt de nauwkeurigheid van de horizontale puntstralen bin-
nen de maximaal toelaatbare afwijking, dan is hiermee ook
de nauwkeurigheid van de verticale puntstralen en de laser-
lijnen gecontroleerd.
Als het meetgereedschap bij een van de controles de maxi-
male afwijking overschrijdt, dient u het door een Bosch-klan-
On" schuiven.
tenservice te laten repareren.
Horizontale waterpasnauwkeurigheid van de lengteas
controleren
Voor de controle heeft u een vrij meettraject van 20 m op
een vaste ondergrond tussen twee muren A en B nodig.
– Monteer het meetgereedschap dicht bij muur A op de
– Richt de horizontale laserstraal die parallel aan de lengte-
houder (14) resp. een statief of plaats het op een stevige,
vlakke ondergrond. Schakel het meetgereedschap in en
kies de vijfpuntsfunctie met automatisch waterpassen.
A
20 m
as van het meetgereedschap loopt, op de nabijgelegen
muur A. Laat het meetgereedschap waterpassen. Mar-
keer het midden van de laserpunt op de muur (punt Ⅰ).
B
Bosch Power Tools