TIPS VOOR HET REINIGEN EN HET ONDERHOUD
Dit artikel heeft geregeld onderhoud nodig. Reinigings- en onder-
houdswerkzaamheden mogen alleen door een volwassene worden
verricht.
REINIGEN
De stof van de wandelwagen kan niet verwijderd worden. Reinig
de stoffen delen met een vochtige spons en neutrale zeep en raad-
pleeg het etiket voor de samenstelling van het artikel. Hieronder
worden de wassymbolen en de betekenis ervan weergegeven:
Niet wassen in water
Niet bleken
C
Niet in de droogtrommel drogen
Niet strijken
Niet chemisch laten reinigen
Reinig de kunststof delen regelmatig met een vochtige doek. Na
eventuele aanraking met water moeten de metalen delen afge-
droogd worden om roestvorming te voorkomen.
ONDERHOUD
Smeer de bewegende delen indien nodig met droge siliconenolie.
Controleer periodiek de slijtagestaat van de wielen en houd ze vrij
van stof en zand. Verzeker u ervan dat de kunststof delen, die over
de metalen buizen lopen, vrij zijn van stof, vuil en zand om wrijving
te voorkomen, die de goede werking van de wandelwagen kan
schaden. Berg de wandelwagen op een droge plaats op.
MONTAGE
Controleer of alle componenten voor dit model voorhanden zijn
voordat u de wagen in elkaar zet. Het kan zijn dat de vervolgens
beschreven accessoires bij enkele uitvoeringen van het product niet
aanwezig zijn. Mocht er iets ontbreken, neem dan contact op met de
Chicco Klantendienst. U hoeft geen gereedschap te gebruiken om de
wagen in elkaar te zetten.
1. Schakel de voorwielblokkering op de wandelwagen in, tot u de
vergrendelklik hoort (Fig. 1). Herhaal deze handeling op de ande-
re wielblokkering.
WAARSCHUWING: Verzeker u er voor het gebruik van dat de wiel-
blokkeringen goed zijn vastgezet.
2. Houd de wandelwagen in verticale stand vast met de wielen naar
voren gericht (afb.2).
3. Open de sluitingshaak en duw de voorkant van de wandelwagen
naar voren (fig. 3).
4. Duw de achterste kruisverbinding met de voet omlaag en contro-
leer of de wandelwagen volledig open staat (afb. 4).
WAARSCHUWING: Controleer regelmatig de spanning van de riem
onder de zitting (afb. 4A).
VEILIGHEIDSGORDELS
5. De wandelwagen is uitgerust met een vijfpuntsgordel (Fig. 5A).
Stel de schouderriemen af zodat ze goed op de schouders van
het kind aanpassen.. Doe het kind altijd de veiligheidsgordels om
en gebruik het tussenbeenstuk.
WAARSCHUWING: Om ze te gebruiken voor kinderen vanaf de
geboorte tot ongeveer 6 maanden moeten de schouderbanden
worden gebruikt door ze eerst door twee horizontale afstellussen te
halen en de buikgordels moeten door de verticale lussen gehaald
worden (afb. 5B).
DE RUGLEUNING AFSTELLEN
6. De rugleuning kan volledig neergeklapt worden (Fig. 6) en kan
ook in verschillende standen afgesteld worden.
7. Door op de knop op de rugleuning van de wandelwagen te druk-
ken, kan de schuine stand ervan worden afgesteld. Door de knop
los te laten, wordt de rugleuning op de dichtstbijzijnde stand
vastgezet (fig. 7).
8. Om de rugleuning omhoog te halen, duwt u hem tot de gewens-
te stand omhoog (fig. 8).
WAARSCHUWING: Controleer of de rugleuning correct afgesteld is.
Met het gewicht van het kind kunnen deze handelingen moeilijker
zijn. Verzeker u er bij de regelhandelingen van dat de bewegende
delen van de wandelwagen niet in aanraking komen met het li-
chaam van het kind.
VOETENSTEUN AFSTELLEN
9. De voetensteun van de wandelwagen kan in 2 standen afgesteld
worden. Bedien tegelijkertijd de twee zijhendels om de voeten-
steun in de gewenste stand te zetten (Fig. 9).
REMMEN
De achterwielen zijn uitgerust met dubbele remmen, waardoor
met één enkel pedaal tegelijkertijd op beide achterwielen wordt
geremd.
10. Om de rem van de wandelwagen te activeren drukt u het pedaal
tussen de wielen omlaag (Fig. 10).
11. Om het remsysteem te ontgrendelen duwt u het pedaal tussen
de achterwielen omhoog (Fig. 11).
WAARSCHUWING: Gebruik altijd de parkeerinrichting als u stopt.
Laat de wandelwagen nooit met het kind erin op een helling staan,
ook al is de parkeerinrichting geactiveerd.
WAARSCHUWING: Na de wandelwagen op de rem te hebben gezet,
verzekert u zich ervan dat alle remmen goed op beide achterwiel-
groepen geplaatst zijn.
ZWENKENDE VOORWIELEN
12. Om de voorwielen vrij te laten draaien moet u de hendel tussen
de twee wielen (afb. 12) omlaag duwen.
13. Om de wielen te vergrendelen, zet u de hendel weer op de hoge
stand (Fig. 13).
14. Met de zwenkwielen is de wandelwagen beter bestuurbaar; op
hobbelig terrein is het aangeraden de wielen vergrendeld te
gebruiken om soepeler te rijden (grind, zandweg, etc.) (afb. 14).
WAARSCHUWING: Alle wielen moeten altijd tegelijkertijd worden
vergrendeld of ontgrendeld.
SLUITEN
WAARSCHUWING: Let er bij deze handeling op dat het kind en
eventuele andere kinderen zich op een veilige afstand bevinden.
Verzeker u er tijdens deze fase van dat de bewegende delen van
de wandelwagen niet in aanraking komen met het lichaam van het
kind.
Sluit de kap door de twee zijbogen omhoog en de voorzijde naar
u toe te trekken.
15. Om de wandelwagen in te klappen, trekt u de achterste kruis-
koppeling (fig. 15A) omhoog en deblokkeert u het pedaal onder
de rechterkant van de wandelwagen met de voet (zie figuur
15B).
16. Duw de handgrepen naar voren (afb. 16) om de wagen volledig
in te klappen.
17. Na het sluiten blokkeert de haak op de zijkant de wandelwagen
automatisch in de sluitstand (Fig. 17).
ACCESSOIRES
WAARSCHUWING: Het kan zijn dat de vervolgens beschreven acces-
soires bij enkele uitvoeringen van het product niet aanwezig zijn.
Lees de instructies betreffende de accessoires die aanwezig zijn bij
de door u gekochte uitvoering aandachtig door.
MAND
18. De wandelwagen is voorzien van een boodschappenmand. Be-
vestig de mand met de knoppen (Fig. 18A-18B).
VOETENZAK
19. De voetenzak wordt aan de wandelwagen bevestigd met een
ritssluiting onder de zak; maak de ritssluiting vast onder de voe-
tensteun van de wandelwagen (Fig. 19).
25