geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
6.2 Schakelaar (fi g. 4)
De haakse slijper is ter preventie van ongeval-
len uitgerust een veiligheidsschakelaar. Om
het apparaat in te schakelen drukt u de Aan/
Uit-schakelaar (2) naar rechts en schuift u hem
vervolgens naar voor. Om de haakse slijper uit te
schakelen de Aan/Uit-schakelaar (2) achter om-
laag drukken. De Aan/Uit-schakelaar (2) springt
terug in de uitgangspositie.
Wacht tot de machine zijn maximale toerental
heeft bereikt. Daarna kunt u de haakse slijper
tegen het werkstuk aanzetten en het bewer-
ken.
6.3 Accu-capaciteitsindicatie (fi g. 1c, pos. 9)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
catie (a). De accu-capaciteitsindicatie (9) signa-
leert de laadtoestand van de accu aan de hand
van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De temperatuur van de accu is te laag. Verwijder
de accu van het apparaat en laat de accu één
dag liggen bij ruimtetemperatuur. Als de fout
opnieuw optreedt, dan werd hij diep ontladen en
is hij defect. Neem de accu van het apparaat. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt resp. gela-
den worden.
Anl_TC_AG_18_115_Li_Solo_SPK13_4257238.indb 85
Anl_TC_AG_18_115_Li_Solo_SPK13_4257238.indb 85
NL
6.4 Verwisselen van slijpschijven (fi g. 5)
Waarschuwing!
•
Eenvoudige verwisseling van schijf door spil-
vergrendeling.
•
De spilvergrendeling indrukken en de slijp-
schijf vergrendelen.
•
De flensmoer met behulp van de voorgatsleu-
tel open draaien. (fig. 5)
•
Verwissel van slijp- of snijschijf en draai dan
de flensmoer met de voorgatsleutel weer
vast.
Aanwijzing!
De spilvergrendeling slechts bij stilstaande
motor en slijpspil drukken!
De spilvergrendeling moet U bij het verwisse-
len van schijf blijven drukken.
Bij slijp- of snijschijven tot ongeveer 3 mm dikte
de fl ensmoer met de vlakke kant naar de slijp- of
snijschijf vastschroeven.
6.5 Plaatsing van de fl ensen bij gebruik van
slijpschijfen en snijschijven (afb. 6-9)
•
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen of rechte slijpschijf (afb. 7)
a) Spanflens
b) Flensmoer
•
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen snijschijf (afb. 8)
a) Spanflens
b) Flensmoer
•
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
rechte snijschijf (afb. 9)
a) Spanflens
b) Flensmoer
6.6 MOTOR
De motor moet tijdens de bewerking goed ver-
lucht worden. Daarom moeten de verluchtingso-
peningen altijd schoon gehouden worden.
6.7 SLIJPSCHIJVEN
•
De slijp- of snijschijf mag nooit groter zijn dan
de voorgeschreven diameter.
•
Controleer vóór het gebruik van de slijp- of
snijschijf haar aangeduid toerental.
•
Het maximumtoerental van de slijp- of
doorslijpschijf moet hoger zijn dan het statio-
nair toerental van de haakse slijper.
- 85 -
30.09.2021 10:38:56
30.09.2021 10:38:56