Inhaltsverzeichnis
Werbung
Verfügbare Sprachen
Verfügbare Sprachen
4 - ONDERDELEN EN ONDERHOUD
4.3 - Waterbatterij
4.3.1 - Inbouwprocedure van de batterij.
WAARSCHUWING: het is uiterst belangrijk om voor
elke werkzaamheid eerst de elektrische voeding van
de unit uit te schakelen.
- De afsluitkleppen afsluiten op de aansluitleidingen.
- De unit aftappen door het aftapventiel te openen
(zie fig. 14).
- De waterslangen loskoppelen door de moeren los
te draaien.
- De servomotoren uitbouwen en noteer daarbij de
plaats van de koelklep en de verwarmingsklep.
- De condenswaterafvoerslang loskoppelen die
door een (niet meegeleverde) klemband op de
plaats wordt gehouden.
- De klephuizen van het 2- of 4-weg waterdebiet
verwijderen.
- Het toegangspaneel van de ventilatormotor
verwijderen.
- De vier bevestigingsschroeven losdraaien.
- De condens-opvangbak en de batterij verwijderen
- Ga in omgekeerde volgorde te werk om de batterij
te vervangen. Zorg ervoor dat alle afdichtingen
worden vervangen door nieuwe en dat de inlaat-
en uitlaat op de juiste manier worden aangesloten
door een speciaal afdichtmiddel op het kleplichaam
aan te brengen.
- De batterij volledig aftappen bij het opnieuw vullen
met water.
OPMERKING: de batterij kan eventueel ook worden
verwijderd vanuit de onderkant van de unit met de
opvangbak (zie hoofdstuk 4.2. "Verwijderen van de
opvangbak")
WAARSCHUWING: let op dat u de batterijen niet
beschadigt wanneer u het kleplichaam erop
bevestigt (een koppel van 15 Nm volstaat).
OPMERKING: de richting van de batterij mag nooit
worden omgekeerd.
4.3.2 - Plaatsen voor invoer/uitvoer aan
de zijkanten en koeling/verwarming van de
batterij
Waterinlaat/uitlaat in alle groottes: fig. 14.
WAARSCHUWING: volg de richting die wordt
aangegeven door de pijl op de kleppen, afhankelijk
van het kleptype.
4.4 - Rechthoekige aansluitflenzen
luchtkanalen
Controleer bij het aansluiten van de rechthoekige
aansluitflenzen op de ingangs- en uitgangspunten of het
luchtkanaal de unit raakt.
4.5 - Filter en toegang
4.5.1 - Beschrijving
De unit is standaard uitgerust met een G1-filter. Voldoet
aan de norm EN 779. Er is tevens een G3-filter
verkrijgbaar als optie.
Het G3-filter voldoet aan brandklasse M1 (volgens de
norm NFP 92-507)
Men heeft op verschillende manieren toegang tot de
filters:
• Unit zonder rechthoekig frame (alleen ingang):
toegang via de achterkant.
• Unit met rechthoekig frame: toegang via de
onderkant (luik).
4.5.2 - Het luchtfilter vervangen
De luchtfilters moeten regelmatig worden vervangen.
De levensduur van een filter varieert afhankelijk van de
vervuilingssnelheid ervan. Deze is afhankelijk van de
properheid van de bedrijfsomgeving.
Als een vuil filter niet tijdig wordt vervangen, neemt het
luchtdrukverlies toe. Het stof dat kan worden uitgestoten
in de luchttoevoeren zo de globale prestaties van het
luchtfilter verminderen (door een lager luchtdebiet).
OPMERKING: let er bij het installeren van unit op
dat er geen T-staven de toegang verhinderen tot de
filters of de vervanging ervan.
4.6 - Verseluchtregelaar
4.6.1 - Verseluchtregelaar met constant
luchtvolume (instelbaar)
De unit heeft drie bereiken voor een continu en
instelbaar verseluchtdebiet:
15 tot 50 m
/u, 50 tot 100 m
3
De diameter van de kanaalaansluiting met de
verseluchtreregelaar is 125 mm.
De verseluchtregelaar kan ter plaatse worden
aangepast. Hiertoe hoeft men slechts de kleppensectie
los te schroeven en te verplaatsen. Zie fig. 15
OPMERKING: de verseluchtregelaar met constant
d e b i e t h e e f t v o o r e e n g o e d e w e r k i n g e e n
drukverschil nodig tussen 60 Pa en 210 Pa.
4.6.2 - Verseluchtfilter
Als de unit wordt geleverd zonder filter of als de
verseluchttoevoer zich in de basiseenheid of het
retourplenum bevindt, moet de installateur eerst
controleren of de verse lucht goed gefilterd wordt.
/u en 100 tot 180 m
/u.
3
3
97
Werbung
Inhaltsverzeichnis
