4. HANTERING
Neem de geldende voorschriften voor ongevallenpreventie in acht. Gevaar voor beknelling. De pomp kan zwaar zijn, gebruik geschikte
hefmethoden en draag altijd persoonlijke beschermingen.
Controleer het gewicht van het product voordat u het verplaatst, om voor een geschikt hefwerktuig te zorgen.
4.1 Opslag
Alle pompen moeten overdekt worden opgeslagen, op een droge plaats waar de luchtvochtigheid zo mogelijk constant is, vrij van trillingen en
stof.
De pompen worden afgeleverd in de oorspronkelijke verpakking, waar ze in moeten blijven zitten tot op het moment van installatie, als dit nie
tzo is, de zuigopening en perspeoning zorgvuldig afsluiten.
4.2 Verplaatsing KVC-KVCX
Vermijden de producten aan onnodig stoten en botsen te onderwerpen. Om de eenheid op te tillen en te transporteren hefmachines en de
(indien voorzien) standaard bijgeleverde pallet gebruiken. De nodige touwen van plantaardige of synthetische vezels alleen gebruiken, als het
stuk gemakkelijk met stroppen op te hijsen is, liefst door de standaard bijgeleverde oogbouten te gebruiken. In geval van pompen met een
aanbouw kunnen de voor het optillen van een onderdeel voorziene oogbouten niet gebruikt worden om de motor-pomp-eenheid op te tillen.
5. RICHTLIJNEN
5.1 Controle draaiing motoras
Alvorens de pomp te installeren dient u te controleren of de bewegende delen vrij kunnen draaien.
Hiertoe verwijdert u de afdekking van de rotor uit zijn behuizing op het achterdeksel van de motor en werkt u met een schroevendraaier
op de inkeping op de motoras aan ventilatiezijde. Afb. 1, bladz 1
De rotor niet forceren met tangen of andere gereedschappen in een poging de pomp te deblokkeren, hierdoor kunt u
de rotor vervormen of beschadigen.
5.2 Nieuwe installaties
Alvorens nieuwe installaties in bedrijf te stellen, moeten de kleppen, leidingen, reservoirs en aansluitingen zorgvuldig worden
schoongemaakt. Om te voorkomen dat lasresten of andere onzuiverheden in de pomp dringen, wordt gebruik van filters van het type
AFGEKNOT KEGELVORMIG, vervaardigd van corrosiebestendige materialen (DIN 4181) aanbevolen.
AFB. 2
6. BESCHERMINGEN
6.1 Bewegende delen
Alvorens de pompen in bedrijf te stellen, moeten alle bewegende delen zorgvuldig worden beschermd met de hiervoor bestemde onderdelen
(rotordeksels etc.).
Wanneer de pomp in werking is, niet in de buurt van de bewegende delen (as, rotor, etc.) komen.
Als u toch in de buurt van bewegende delen moet komen, uitsluitend speciale kleding dragen die aan de wettelijke voorschriften voldoet,
om te voorkomen dat u verstrikt raakt.
6.2 Geluidsniveau
Zie tabel A, op pag. 88.
In gevallen waarin het geluidsniveau LpA hoger is dan 85dB(A) op de plaats van installatie, gebruik maken van speciale
GEHOORBESCHERMINGEN overeenkomstig de betreffende geldende richtlijnen.
6.3 Warme of koude delen
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!!
De vloeistof die in de installatie circuleert heeft niet alleen een hoge temperatuur en druk, maar kan ook de vorm van damp
aannemen!
Het kan al gevaarlijk zijn de pomp of delen van de installatie alleen maar aan te raken.
In het geval dat warme of koude onderdelen een gevaar opleveren, dient u deze afdoende te beschermen om aanraking ermee te voorkomen.
7. INSTALLATIE
De pompen kunnen wat water bevatten dat achtergebleven is na het testen. Wij adviseren om de pompen kort uit te spoelen
met schoon water, alvorens hen definitief te installeren.
7.1 Installatie van de pomp
De elektropomp moet geïnstalleerd worden in een goed geventileerde ruimte met een omgevingstemperatuur niet hoger dan 40°C.
−
−
De elektropompen met beschermingsklasse IP55 kunnen worden geïnstalleerd in stoffige en vochtige omgevingen zonder speciale
beschermende maatregelen tegen de weersomstandigheden.
−
Het is altijd een goede regel om de pomp zo dicht mogelijk bij de te pompen vloeistof te plaatsen.
NEDERLANDS
5 1
2
3
4
24
1- Filterhuis
2- Fijnmazig filter
3- Differentiële manometer
4- Geperforeerde plaat
5- Zuigopening van de pomp