nl
Let op de omgevings-
temperatuur en de
beluchting
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op
het typeplaatje, afb. -.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel bin-
nen de binnentemperatuurgrenzen van
de aangegeven klimaatklasse. Wanneer
een apparaat uit klimaatklasse SN wordt
gebruikt bij een lagere binnentempera-
tuur, kunnen beschadigingen aan het
apparaat worden uitgesloten tot een tem-
peratuur van +5 °C.
Beluchting
Afb. 1/21
De be- en ontluchting van de koelma-
chine vindt uitsluitend via het ventilatie-
rooster in de plint plaats. Het ventilatie-
rooster nooit afdekken of er iets voor zet-
ten. Anders moet de koelmachine meer
presteren waardoor het energieverbruik
toeneemt.
70
Downloaded from
www.Manualslib.com
Toelaatbare omgevings-
temperatuur
+10 °C tot 32 °C
+16 °C tot 32 °C
+16 °C tot 38 °C
+16 °C tot 43 °C
manuals search engine
De juiste plaats
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet in de zon of naast een fornuis,
verwarmingsradiator of een andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
Naast elektrische of gasfornuizen
■
3 cm.
Naast een CV-installatie 30 cm.
■
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
u minimaal 1 uur wachten voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Tijdens het
transport kan het gebeuren dat de olie
van de compressor in het koelsysteem
terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken
(zie hoofdstuk „Schoonmaken van het
apparaat").