3 Stel "Orientation" in.
Kies "Portrait" voor een staande afdruk (portrait). Kies "Landscape"
voor een liggende afdruk (wide).
Printereigenschappen instellen
Klik op "Properties" (Eigenschappen) om het dialoogvenster "Properties"
te laten verschijnen.
Graphics tabblad
Bij het afdrukken van een beeld kan de resolutie worden geregeld.
Dithering, intensiteit en kleur kunnen niet worden geregeld.
Device Options tabblad
Qua afwerking is er keuze uit "Glossy" en "Texture".
4
Klik op "OK" om het dialoogvenster "Afdrukken instellen" te
sluiten.
5
Klik op "Print Setup" (Afdrukken) in het "Print" (Bestand)
menu van de toepassing.
Het "Print Setup" dialoogvenster verschijnt.
Print range
Copies
6
Stel afdrukbereik en exemplaren in en klik op "Print"
(Afdrukken).
De printer begint af te drukken. Klik op "Print" om het afdrukken te
stoppen.
(Afdrukbereik) Geef de begin- en eindpagina op. Kies
"Alle" om alle pagina's af te drukken.
(Exemplaren) Voer het gewenste aantal exemplaren in
om af te drukken.
Wordt vervolgd
NL
79