Aanwijzingen
Voor een optimaal behoud van
■
kwaliteit en aroma/smaak dient u
koudegevoelig fruit (bijv. ananas,
bananen, papaja's en citrusvruchten)
en groente (bijv. aubergines,
komkommers, courgettes, paprika's,
tomaten en aardappels) buiten de
koelkast te bewaren op een
temperatuur tussen circa +8 °C en
+12 °C.
Afhankelijk van de soort
■
levensmiddelen en de hoeveelheid
kan zich condenswater vormen in de
groentelade.
Condenswater verwijderen met een
droge doek en de luchtvochtigheid
in de groentelade aanpassen met
behulp van de vochtigheidsregelaar.
=
Ontdooien
Koelvak
O n t d o o i e n
Wanneer de koelmachine loopt, vormen
zich dooiwaterdruppels of rijp op de
achterwand. Dit is normaal. U hoeft de
dooiwaterdruppels of de rijp niet af te
vegen. De achterwand wordt
automatisch ontdooid. Het dooiwater
loopt via het dooiwatergootje.
~ Afb. .
Vanuit de dooiwatergoot stroomt het
dooiwater naar de verdampingsbak,
waar het verdampt.
Aanwijzing: De dooiwatergoot en het
afvoergat schoonhouden, zodat het
dooiwater kan weglopen en
geurvorming wordt voorkomen.
D
Schoonmaken
Attentie!
S c h o o n m a k e n
Beschadiging van het apparaat en de
uitrustingsonderdelen vermijden.
Gebruik geen schoonmaak of
■
oplosmiddelen die zand, chloride of
zuren bevatten.
Geen schurende of krassende
■
sponsjes gebruiken.
Op de metalen oppervlakken kan
corrosie ontstaan.
De legplateaus en voorraadvakken
■
mogen niet in de afwasautomaat
gereinigd worden.
Ze kunnen vervormen.
Ga als volgt te werk:
Apparaat uitschakelen.
1.
De stekker uit het stopcontact
2.
trekken of de zekering uitschakelen.
Levensmiddelen verwijderen en op
3.
een koele plaats bewaren.
De koude-accu (indien aanwezig) op
de levensmiddelen leggen.
Indien aanwezig: Wachten tot de
4.
rijplaag is ontdooid.
Het apparaat schoonmaken met
5.
een zachte doek en lauw water
met een scheutje pH neutraal
schoonmaakmiddel.
Attentie!
Het afwaswater mag niet in de
verlichting of via het afvoergat in het
verdampingsgedeelte terechtkomen.
Deurafdichting afvegen met schoon
6.
water en goed afdrogen.
Apparaat weer aansluiten,
7.
inschakelen en levensmiddelen
inruimen.
Ontdooien nl
79