1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.3
Plaatsingsruimte voor het apparaat
WAARSCHUWING
De kunststof opslagwand van de
binnenunit kan onder invloed van
externe hitte (>80°C) smelten en in
extreme gevallen vlam vatten.
▪ De binnenunit alleen met een
minimale afstand van 1 m van andere
warmtebronnen (>80°C) (bijv.
elektrische verwarming,
gasverwarming, schoorsteen) en
brandbare materialen installeren.
VOORZICHTIG
▪ De binnenunit alleen installeren
wanneer voldoende draagvermogen
van de ondergrond van 1050 kg/m
plus veiligheidsmarge is
gewaarborgd. De ondergrond moet
vlak, horizontaal en glad zijn.
▪ Buiteninstallatie is niet toegestaan.
▪ De plaatsing in explosiegevaarlijke
omgevingen is niet toegestaan.
▪ De elektronische regeling mag in
geen enkel geval blootgesteld
worden aan weersinvloeden als
bijvoorbeeld regen of sneeuw.
▪ De boiler mag niet duurzaam
blootgesteld worden aan direct
zonlicht, omdat de UV-straling en de
weersinvloeden de kunststof
aantasten.
▪ De binnenunit moet vorstvrij worden
geïnstalleerd.
▪ Ervoor zorgen dat door het
waterbedrijf geen agressief
drinkwater wordt geleverd. Eventueel
is er een geschikte waterzuivering
noodzakelijk.
▪ Houd altijd de minimale afstanden tot muren en andere objecten
aansluitmaten" [ 4 125]).
aan
("3.1 Afmetingen en
▪ Neem de specifieke installatievereisten voor het koudemiddel R32
in acht (zie
"3.3.1 Installatieplaats
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
120
2
kiezen" [ 4 126]).
VOORZICHTIG
▪
Als een DrainBack
zonneverwarmingssysteem is
aangesloten: installeer de binnenunit
ver genoeg onder de
zonnecollectoren, om ervoor te
zorgen dat het
zonneverwarmingssysteem volledig
kan leeglopen. (Volg de instructies in
het handboek voor het DrainBack
zonneverwarmingssysteem.)
Onvoldoende hoogteverschil kan tot
vernieling van het DrainBack
zonnesysteem leiden.
▪ De binnenunit mag niet in ruimtes
met omgevingstemperaturen boven
de 40°C worden gebruikt.
1.2.4
Elektrische installatie
▪ Elektrische installatie alleen door elektrotechnisch gekwalificeerd
deskundig personeel, rekening houdend met de van toepassing
zijnde elektrotechnische richtlijnen en de voorschriften van het
verantwoordelijke energiebedrijf.
▪ Vergelijk de op het typeplaatje aangegeven netspanning met de
voedingsspanning voordat u het apparaat aansluit op de
voedingsspanning.
▪ Voor werkzaamheden aan onder stroom staande onderdelen
moeten
die
van
de
(hoofdschakelaar uitschakelen, zekering loskoppelen) en tegen
onbedoeld inschakelen worden beveiligd.
▪ Apparaatafdekkingen en onderhoudspanelen na afloop van de
werkzaamheden onmiddellijk weer monteren.
1.2.5
Vereisten voor het verwarmings- en
opslagwater
Schade
door
afzettingen
corrosieproducten en afzettingen te vermijden, moeten de relevante
technische regels in acht worden genomen.
Minimum eisen aan de kwaliteit van vul- en bijvulwater:
▪ Waterhardheid
(calcium-
calciumcarbonaat): ≤3 mmol/l
▪ Geleidbaarheid: ≤1500 (idealiter ≤100) μS/cm
▪ Chloride: ≤250 mg/l
▪ Sulfaat: ≤250 mg/l
▪ pH-waarde: 6,5 – 8,5
Bij vul- en bijvulwater met een hoge algehele hardheid (>3 mmol/l –
som van de calcium- en magnesium-concentraties, berekend als
calciumcarbonaat)
moeten
er
ontharding of hardheidsstabilisatie worden genomen. Wij adviseren
Fernox kalk- en anticorrosiemiddel KSK. Bij andere van de minimum
eisen
afwijkende
eigenschappen
conditioneringsmaatregelen noodzakelijk om aan de vereiste
waterkwaliteit te voldoen.
Het gebruik van vul- en bijvulwater dat niet aan de genoemde
kwaliteitseisen voldoet, kan een aanzienlijk kortere levensduur van
het apparaat veroorzaken. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt
alleen bij de gebruiker.
voeding
worden
losgekoppeld
en
corrosie
vermijden:
en
magnesium,
berekend
maatregelen
voor
ontzilting,
zijn
er
geschikte
Daikin Altherma EHS(X/H)(B)-D
Daikin Altherma 3 R ECH₂O
008.1451099_00 – 07/2020
om
als