Opbergen van het apparaat
o Als het apparaat langere tijd niet zal worden gebruikt, dient deze te worden gereinigd
volgens de bovenstaande beschrijving en opgeborgen op een droge, schone plaats,
beveiligd tegen vorst, zon en kinderen. Plaats geen zware voorwerpen op het
apparaat.
7. Mogelijke storingen
Bij storingen koppelt u het apparaat los van het lichtnet. Controleer op basis van
onderstaande tabel of de storing verholpen kan worden, voordat u de hulp van de
service inroept of contact opneemt met de leverancier.
Probleem
Het apparaat werkt niet.
Zowel het rode controle-
lampje stroomvoorziening
als het groen controle-
lampje werking branden
niet.
Het apparaat is ingescha-
keld, de temperatuur is
ingesteld, maar de
gewenste temperatuur
wordt niet bereikt.
Het apparaat is ingescha-
keld, de temperatuur is
ingesteld, maar het
groene controlelampje
brandt niet en het appa-
raat verwarmt niet.
Indien de functiestoornissen niet verwijderd kunnen worden:
Behuizing niet openen,
-
Klantendienst informeren of contact opnemen met verkoper
-
waarbij het volgende dient te worden opgegeven:
de aard van de werkingsstoornis;
het artikel- en serienummer (af te lezen op het typeplaatje
aan de achterzijde van het apparaat).
Oorzaak
De stekker zit niet goed
in het stopcontact.
De zekering van de
stroomvoorziening is
gesprongen.
De thermostaat is
beschadigd.
De beveiliging tegen
oververhitting is
ingeschakeld.
Oplossing
Steek de stekker op
de juiste wijze in het
stopcontact.
Controleer de zekering,
probeer of het apparaat
werkt in een ander
stopcontact.
Neem contact op met de
leverancier.
Wacht tot het apparaat
is afgekoeld en druk op
de RESET-knop in de
bodem van het
apparaat.
- 125 -