Aanwijzingen bij de draadloze interface
■
Houd het apparaat op minstens 20 cm afstand van een
pacemaker of geïmplanteerde defibrillator, omdat anders
de werking van de pacemaker of van de geïmplanteerde
defibrillator kan worden beïnvloed door de radiogolven .
■
De radiogolven kunnen storende geluiden veroorzaken in
gehoorapparaten .
■
Breng het apparaat, als de radiografische component is
ingeschakeld, niet in de buurt van ontvlambare gassen
of in een omgeving waar explosiegevaar heerst (bijv .
spuiterijen), omdat de radiogolven een explosie of brand
kunnen veroorzaken .
■
Het bereik van de radiogolven is afhankelijk van milieu-
en omgevingsomstandigheden .
■
Bij gegevensverkeer via een draadloze verbinding bestaat
de kans dat ook onbevoegden de gegevens kunnen
ontvangen .
■
104
│
NL │ BE
SBSK 5.0 A1