Installatiehandleiding
1. Inleiding
Deze ruimtelijke detector maakt gebruik van de passief-infraroodtechnologie.
Hij behoort tot het gamma die aan de ontvangermodules van de centrale
Domonial 800++ kunnen worden gekoppeld. Hij kan tevens worden gekoppeld
aan de G2 (Galaxy, C077/79) RF-portal en de ontvangermodule Vista
(5882EUHS).
2. Montage en installatie (zie página 7)
Zie afbeelding 1.
•
De detector moet een onbelemmerd zicht hebben op de te beveiligen
zone.
•
Vermijd direct of indirect zonlicht.
Specifieke instructies voor immuniteit tegen kleine dieren
(IRPI8M)
•
Configureer de detector op lage / zeer lage gevoeligheid, die voor deze
toepassing noodzakelijk is.
•
Bij zeer lage gevoeligheid mag het totaalgewicht van de dieren 36 kg
niet overschrijden.
•
Bij lage gevoeligheid mag het totaalgewicht van de dieren 18 kg niet
overschrijden.
•
De kruipzone markering (zwarte ring) moet worden aangebracht
standaard geïnstalleerd)
•
De lens voor immuniteit tegen kleine dieren (P/N 5-532-719) moet
worden geïnstalleerd (standaard geïnstalleerd).
•
Installeer de detector op een plaats waar de dieren niet dichterbij dan
1,80 m bij kunnen komen door op meubels, dozen of andere oorwerpen
te klimmen.
•
Richt de detector niet naar een trap, een ander voorwerp of meubel
waar de dieren op kunnen klimmen.
•
Door de omgevingsverschillen en de hoeveelheid warmte die door de
dieren kan worden afgegeven, kan het door de detector geboden
immuniteitsniveau variëren.
Elke installatie moet worden getest om het reële immuniteitsniveau tegen
kleine dieren te controleren.
Sabotagebeveiliging
De IR(PI)8M is uitgerust met een contact voor sabotage- beveiliging bij
opening. Dit contact gaat open bij het openen van de kap. Het systeem beschikt
ook een contact voor sabotage-beveiliging bij losrukken van de muur.
Verwijder de PCB om deze schakelaar zonder muur-bevestiging toe te passen.
Achterwand
Sabotage-schakelaar
Muur
Printplaat
Nokje
sabotageschakelaar
of
of
schroeven gebruiken
Alvorens de detector te monteren, brengt u een sabotage-beveiligingsschroef in
de muur zo aan dat hij ca. 6 mm boven het montageoppervlak uitsteekt.
Plaats de printplaat en installeer de detector aan de muur over de
sabotagebeveiligingsschroef. De sabotagebeveiligingsschroef dient op het nokje
van de schakelaar te steunen zoals aangeduid.
Installatie
Zonder muurbeugel
•
Open de sensor, verwijder de print, schroef de basis op de muur.
•
Plaats de print en stel de vereiste gevoeligheid van de installatie af.
•
Trek aan de plastic tab (zie diagram 2) plaats de kap terug.
Met muurbeugel
•
Verwijder de sensor van de achterplaat (zie diagram 3).
•
Bevestig de achterplaat aan de muur, plat of onder een hoek.
•
Schuif de sensor van boven naar beneden op de achterplaat. De
muursabotage wordt automatisch geactiveerd.
•
Open de sensor
•
Stel de vereiste gevoeligheid van de installatie af en trek aan de plastic tab
(zie diagram 2).
•
Plaats de kap terug.
Om te voldoen aan EN50131-2-2 en NF&A2P moet de detector zonder
muurbeugel geplaatst worden.
Opmerking: Indien de melder wordt gemonteerd op een montage-
beugel, werkt de muursabotageschakelaar niet.
3. Werking van de LED
Om de LED uit te schakelen moet de sabotageschakelaar gesloten worden
tijdens het plaatsen van de batterij.
Activeer de sabotageschakelaar. De LED blijft tijdelijk gedurende 10-12
minuten geactiveerd. Door deze functie heeft de installateur de tijd om een
looptest uit te voeren, zoals hieronder is uitgelegd.
Om de 10 testminuten nogmaals te laten starten, triggert u de sabotage-
beveiliging door de kap te openen en opnieuw te sluiten.
N.B. Indien ingeleerd op een G2 (Galaxy) of Vista panel, zal de LED tweemaal
knipperen bij een alarm.
4. Testmodus
Een opwarmingscyclus van ca. 2.5 minuten volgt na het plaatsen van de
batterij. Vervolgens komt het product na sluiting van het frontdeksel (triggering
van sabotagebeveiliging) gedurende 10 minuten in testmodus. De LED blijft
geactiveerd ongeacht de staat van de schakelaar en elke detectie triggert de
uitsturing van een alarmsignaal. Om de 10 testminuten nogmaals te laten
starten, triggert u de sabotagebeveiliging door de kap te openen en opnieuw te
sluiten.
5. Batterijstoring
De detector meldt een batterijstoring aan de centrale wanneer de batterij bijna
leeg is. Na de melding van de storing kan de detector nog een week autonoom
werken.
De batterijstoring wordt aangeduid door het knipperen van de LED (zelfs
indien de LED gedeactiveerd
6. Registratie van de Detector
Met schakelaar S3 kan het protocol gewijzigd worden dat wordt gebruikt voor
de C077/79 en 5882EUHS draadloze ontvangers van respectievelijk de G2 en
de Vista panelen.
Opgelet: Wanneer de batterij niet op de voorgeschreven manier wordt
vervangen, kan deze ontploffen. Vervang alleen door een batterij van
hetzelfde type of van een gelijkwaardig type aanbevolen door de
fabrikant. Ontdoe u van lege batterijen zoals door de fabrikant wordt
voorgeschreven.
Registratie met een Domonial centrale
De registratie is de procedure waarbij de detector aan de centrale wordt
gekoppeld. Voor deze bewerking is een programmeertool nodig die werkt op
PDA, PC of Blackberry, of gebruik het TCU-bediendeel.
•
De volledige procedure staat beschreven in de gebruiksaanwijzing van de
programmeertool.
•
Sluit de programmeertool aan op de centrale en ga in programmeermodus.
•
Selecteer de rubriek "Toevoegen van modules".
•
Trigger de sabotagebeveiliging van de detector. Na enkele seconden
verschijnt een bevestiging dat de detector door de centrale wordt herkend
met het radioniveau en het serienummer.
•
Kies dan de werkingsmodus, de omschrijving ...
Opgelet: De detector moet altijd worden geregistreerd op zijn
definitieve plaats met een radioniveau van minimaal 2/10.
7. Configuratie
Zie pagina 7, afbeeldingen 4 – 6.
8. Configuratie van de gevoeligheid en test van
de detector
Het absolute bereik van een IR-detector kan variëren naar gelang van de
verschillende soorten kleding, de muurbekleding en de omgevingstemperatuur.
Controleer daarom dat de waarschijnlijke toegangsweg van een eventuele
indringer ruimschoots binnen het detectiegebied ligt en dat over heel dit traject
zorgvuldig testen zijn uitgevoerd.
Zie pagina 7 voor de gevoeligheidsinstellingen. Houdt er rekening mee dat:
Zeer lage gevoeligheid: 3 tot 5 stappen (lage gevoeligheid en puls-count op 2)
is aanbevolen voor toepassingen met dieren tot 36 kg.
Lage gevoeligheid: 2 tot 4 stappen (hoge gevoeligheid en puls-count op 2) is
aanbevolen voor toepassingen met dieren tot 18 kg.
Hoge gevoeligheid: 1 tot 2 stappen (hoge gevoeligheid en pulscount op 1).
Opmerking: Deze instelling is aanbevolen voor toepassingen waarbij de
indringer slechts een klein deel van de beveiligde zone doorloopt. Aanbevolen
voor toepassingen met hoge beveiligingsgraad (configuratie EN50131).
NEDERLANDS
5