NL
5.3
De bedrijfsmodus kiezen
Met de toets CONT./SINGLE (14) kan u achtereen-
B
volgens de vier bedrijfsmodussen "Single", "Conti-
nue", "Single Relay" en "Continue Relay" inschake-
len. Om bijvoorbeeld van de bedrijfsmodus "Conti-
nue" terug te keren naar de bedrijfsmodus "Single",
drukt u driemaal op de toets CONT./SINGLE.
Belangrijk!
De bedrijfsmodussen "Single Relay" en "Continue
Relay" kunt u enkel selecteren, wanneer in beide
afspeelmechanismen een CD is ingelegd. Ander-
zijds kan enkel tussen "Single" en "Continue" wor-
den omgeschakeld.
5.3.1 "Single" – afspelen van een individuele
track
Na inschakelen is steeds de bedrijfsmodus Afspelen
van een individuele track geselecteerd. Op het dis-
play verschijnt "SINGLE AUTO CUE" (d). Na afspe-
len van een track schakelt het toestel in pauze.
Daarna wordt precies naar de plaats van de vol-
gende track gezocht, van waar de muziek begint (en
niet naar de tijdindex 00:00:00).
Deze plaats wordt als startpunt opgeslagen.
Nadat het afspelen van een track begonnen is, kunt
u met de toets CUE (8) naar dit startpunt terugsprin-
gen (zie ook hoofdstuk 5.4).
5.3.2 "Continue" – afspelen van de volledige CD
Druk een aantal keren op de toets CONT./SINGLE
(14) tot op het display continu de melding "CONTI-
NUE" (c) in plaats van "SINGLE AUTO CUE" ver-
schijnt. Het toestel speelt de ene track na de andere
af tot het einde van de CD bereikt is.
5.3.3 "Single Relay" – automatisch starten van
het andere afspeelmechanisme aan het
einde van een track
1) Druk een aantal keren op de toets CONT./
SINGLE (14) tot op het display de melding
"SINGLE AUTO CUE" (d) knippert. De bedrijfs-
modus "Single Relay" is zo voor beide afspeel-
mechanismen gelijktijdig geactiveerd.
5.6
Een bepaalde plaats in een track precies
opzoeken
Om in pauzestand een plaats zo precies mogelijk te
zoeken, gebruikt u de draaiknop REV/FWD (7). Het
vooruit- of achteruitspelen van de CD gebeurt zo
lang en zo snel als de knop naar rechts of links
wordt gedraaid. De precieze plaats kunt u hierbij van
de tijdsaanduiding op het display aflezen en in stap-
pen van 1 "frame" (F) geselecteerd worden (1 frame
1
=
/
seconde). Na het zoeken met de knop wordt
75
de geselecteerd plaats continu herhaald tot één-
maal op de toets
(10) of tweemaal kort op de
toets CUE (8) wordt gedrukt.
Bij een spelende CD kunnen "draailier"-effecten
gegenereerd worden door de knop vooruit en
achteruit te draaien.
5.7
Naar een bepaalde plaats in een track
terugkeren
1) Schakel tijdens het afspelen van een track met
de toets
(10) in pauze, wanneer de plaats
bereikt is, naar welke later teruggesprongen
moet worden. De LED's boven de toetsen
CUE (8) knipperen.
2) Indien noodzakelijk, kan de plaats op de CD met
behulp van de knop REV/FWD (7) preciezer wor-
den geselecteerd. De huidige plaats is continu te
horen.
3) Druk op de toets CUE (8). Hierdoor wordt de
plaats intern gemarkeerd. De LED boven de
toets CUE licht nu continu op. De LED boven de
toets
blijft knipperen als teken om het afspe-
len te starten.
4) Herstart het afspelen met de toets
18
2) Speel op een afspeelmechanisme een track af.
Schakel het andere afspeelmechanisme in de
pauzestand (weergave
3) Op het einde van de track start het andere af-
speelmechanisme waarop een track afgespeeld
wordt, waarop opnieuw het eerste afspeelme-
chanisme start etc. tot een andere bedrijfsmodus
wordt geselecteerd.
4) Door op de toets
nisme 1 of 2 te drukken, kunt u voor afspelen van
een CD van manueel van het ene afspeelmecha-
nisme naar het andere omschakelen.
5) Wanneer u in het afspeelmechanisme in pauze-
stand een andere CD legt, moet u vervolgens
weer de bedrijfsmodus "Single Relay" activeren
met de toets CONT./SINGLE.
Opmerking: Indien u in deze bedrijfsmodus op de
toets CUE (8) van het weergegeven afspeelmecha-
nisme drukt, dan wisselt u naar het andere afspeel-
mechanisme. Indien u op de toets CUE van een af-
speelmechanisme in pauzestand drukt, dan wisselt
u naar het andere afspeelmechanisme zolang de
toets ingedrukt wordt gehouden.
5.3.4 "Continue Relay" – automatisch starten
van het andere afspeelmechanisme aan
het einde van de CD
1) Druk een aantal keren op de toets CONT./
SINGLE (14) tot op het display de melding "CON-
TINUE" (c) verschijnt. Hiermee activeert u de
bedrijfsmodus "Continue Relay" tegelijk voor
beide afspeelmechanismen.
2) Speel op een afspeelmechanisme een CD af. Zet
het andere afspeelmechanisme in de stopstand.
Druk hiervoor op de betreffende toets STOP (13)
– het pauzesymbool
3) Op het einde van de CD start het andere afspeel-
mechanisme, dat zijn CD afspeelt en waarop
opnieuw het eerste afspeelmechanisme start etc.
4) Wanneer u in het afspeelmechanisme in de stop-
stand een andere CD plaatst, moet u vervolgens
weer
de
bedrijfsmodus
activeren met de toets CONT./SINGLE, en het
5) Met behulp van de toets CUE kunt u nu terug-
springen naar de gemarkeerde plaats. De af-
speeleenheid staat dan in de pauzestand.
6) Start het afspelen met de toets
nieuw op de toets CUE en houd deze ingedrukt.
Na loslaten van de toets CUE staat de afspeel-
eenheid weer op de gemarkeerde plaats in
pauze. Door de toets CUE opnieuw ingedrukt te
houden, kunnen vanaf de gemarkeerde plaats
zoveel herhalingen gemaakt worden als gewenst.
Opmerking: In de bedrijfsmodussen "Single" en
"Single Relay" kan enkel binnen een track worden
teruggekeerd.
5.8
Snelheid, toonhoogte en aantal beats
wijzigen
De afspeelsnelheid en bijgevolg de toonhoogte
evenals het aantal beats per minuut kunnen met
behulp van de schuifregelaar PITCH CONTROL
(17) met max. ±16 % worden gewijzigd.
1) Druk op de toets PITCH (6). De LED naast de
en
toets licht op.
2) Wijzig de afspeelsnelheid met de schuifregelaar
PITCH CONTROL (17). Op het display wordt de
met de schuifregelaar ingestelde procentuele afwi-
jking (j) ten opzichte van de standaardsnelheid
weergegeven. De snelheid kunt u in het bereik van
0 tot 6 % regelen in stappen van 0,1 % en in het
bereik van 6 % tot 16 % in stappen van 0,2 %.
Indien met de toets BPM/TAP (15) de manu-
ele beatteller werd geactiveerd, dan geeft het dis-
play het aantal beats per minuut weer (zie hoofd-
.
stuk 5.2.2 "Beatteller"). Met de schuifregelaar
afspeelmechanisme met de toets STOP in de
stopstand schakelen.
).
Opmerking: In deze bedrijfsmodus start het af-
speelmechanisme in stopstand niet automatisch,
wanneer op de CD in het andere afspeelmecha-
nisme met de functie Snel vooruit zoeken
naar het einde wordt gezocht.
(10) van afspeelmecha-
5.4
1) Na inleggen van een CD springt u evt. eerst met
de toets +10 (9) en dan met de toets
(4) naar de gewenste track.
2) Indien op het display de looptijd (g) van de track
verschijnt, houdt u de toets CUE (8) ingedrukt.
De track wordt afgespeeld zolang de toets wordt
ingedrukt.
3) Na loslaten van de toets CUE keert de CD-speler
terug naar het begin van de track en schakelt hij in
pauze. Druk op de toets
starten. U kunt met de toets CUE op elk moment
naar het begin van de track terugspringen.
5.5
Wenst u tijdens het afspelen van een CD versneld
vooruit of achteruit te zoeken, houd dan de toets
SEARCH
Opmerkingen:
a In de modus Afspelen van een individuele track
keert de CD-speler terug tot aan het begin van de
geselecteerde track. Dan schakelt het toestel in
pauze. Wanneer u met de modus Vooruit zoeken
de volgende track bereikt, schakelt het toestel
eveneens in pauze.
b In de modus Afspelen van de volledige CD werkt
(b) gaat uit.
de functie vooruit/achteruit zoeken ook over
meerdere tracks, maar eindigt ze aan begin en
einde van de CD.
c In de pauzemodus wordt na vooruit/achteruit
zoeken de geselecteerde plaats continu herhaald
tot het afspelen gestart wordt met de toets
"Continue
Relay"
(10) of de wanneer tweemaal op de toets CUE
(8) gedrukt wordt.
PITCH CONTROL kan vervolgens het gewenste
aantal beats per minuut worden ingesteld.
3) Met de toets PITCH kan tussen de met de schuif-
regelaar ingestelde afspeelsnelheid en de stan-
, of druk op-
daard afspeelsnelheid worden heen- en weerge-
schakeld.
5.9
Met de toetsen PITCH BEND (16) kunt u het ritme
van een track op het afspeelmechanisme 1 afstem-
men op dat van een track op afspeelmechanisme 2
of omgekeerd (synchroniseren).
1) Activeer met de toets PITCH (6) de schuifrege-
laar PITCH CONTROL (17). De LED naast de
toets moet oplichten.
2) Stem met de regelaar PITCH CONTROL de snel-
heid van het geselecteerde muziekfragment af
op de snelheid van het tweede muziekfragment.
3) Gebruik de toetsen PITCH BEND om de beats
van beide muziekfragmenten gelijk te laten
lopen: Zolang de toets + of - ingedrukt gehouden
wordt, loopt de track 16 % sneller resp. trager ten
opzichte van de standaardsnelheid, en de LED
van de toets PITCH evenals de snelheidsindica-
tor (j) knipperen.
4) Door met de knop REV/FWD (7) te draaien, kan
de afspeelsnelheid in functie van de ritmeaan-
passing eveneens worden gewijzigd.
Opmerking: De toetsen PITCH BEND + en – zijn bij
een afspeelsnelheid van +16 % resp. –16 %, inge-
steld met de regelaar PITCH CONTROL (17), niet
werkzaam. Toets - werkt niet bij een snelheid van
–16 %.
Een track kort voorbeluisteren
(10) om de track te
Versneld vooruit en achteruit zoeken
of
(12) ingedrukt.
Het ritme van twee muziekfragmenten
op elkaar afstemmen
(12)
resp.