4.2. Voorbereidende controles
Voor een goede werking van het automatische systeem moet de constructie van de al bestaande of nog te realiseren poort aan
de volgende eisen voldoen:
• de mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
• de lengte van de vleugel dient in overeenstemming te zijn met de eigenschappen van de aandrijving.
• de constructie van de vleugels dient stevig en stijf te zijn, geschikt voor het automatische systeem
• de beweging van de vleugels moet regelmatig en gelijkmatig zijn, zonder wrijvingen en verstroevingen langs de hele
openingsbeweging
• de scharnieren moeten voldoende stevig en in goede staat zijn
• er moeten mechanische eindaanslagen voor opening en sluiting zijn
• er dient een goede aarding aanwezig te zijn voor de elektrische aansluiting van de aandrijving
Het wordt aanbevolen eventuele smidswerkzaamheden uit te voeren voordat het automatische systeem geïnstalleerd wordt.
De staat van de constructie van de poort is direct van invloed op de betrouwbaarheid en de veiligheid van het automatische
systeem.
4.3. Installatiematen
Bepaal de montagepositie van de aandrijving aan de hand
van fig.4.
Controleer zorgvuldig of de afstand tussen de geopende vleugel
en eventuele obstakels (muren, omheiningen, enz.) groter is dan
de ruimte die de aandrijving nodig heeft.
M
o
d
l e
M
S I
R T
A
L
3
0
0
/
3
2
4
/
3
0
0
-
1
1
5
M
S I
R T
A
L
4
0
0
/
4
2
4
/
4
0
0
-
1
1
5
V
nuttige slag van de aandrijving
(1)
4.3.1. Algemene regels voor het bepalen van de installatiematen
• voor openingen van de vleugel onder 90°: A+B=C
• voor openingen van de vleugel van meer dan 90°: A+B<C
• kleinere maten A en B hebben hogere perifere snelheden van de vleugel tot
gevolg.
• het verschil tussen maat A en maat B mag niet groter zijn dan 4 cm: grotere
verschillen veroorzaken grote variaties in de snelheid tijdens de openende en
sluitende beweging van de poort.
• houd een maat Z aan, zodat de aandrijving niet tegen de pilaster stoot.
• bij de uitvoeringen LS worden de eindschakelaars ingeschakeld gedurende de
eerste en laatste 30 mm. Het is daarom noodzakelijk de maten A en B te gebruiken,
om de hele slag van de aandrijving te benutten. Kleinere slagen zouden het
regelveld van de eindschakelaars kunnen beperken of teniet kunnen doen.
Als de afmetingen van de pilaster of de positie van het scharnier het niet mogelijk
maken de aandrijving te installeren, moet er een nis in de pilaster worden gemaakt
om de maat A te kunnen respecteren, zoals aangegeven op fig. 5. De afmetingen
van de nis moeten zodanig zijn dat de aandrijving gemakkelijk kan worden
geïnstalleerd en kan draaien, en dat het ontgrendelmechanisme kan worden
bediend.
α
9
° 0
V
1
1
° 0
9
° 0
1
1
° 0
maximum afmeting
(2)
B
A
B
C
(
) 1
1
4
5
1
4
5
2
9
0
1
2
0
1
3
5
2
9
5
1
9
5
1
9
5
3
9
0
1
7
0
1
7
0
3
9
0
minimum afmeting
(3)
49
a
D
(
) 2
Z
(
) 3
L
8
5
6
0
1
1
1
0
6
0
6
0
1
1
1
0
1
2
5
7
0
1
2
9
0
1
1
0
6
0
1
2
9
0
Fig. 4
E
(
) 3
4
5
4
5
Fig. 5