nl
78 | VLE 2130 EL | Montage
4.4.2
Onderste uitschakelpunten en gelijke stand
van de draagarmen instellen
!
De automatische uitschakeling bij het bereiken van
de uitschakelpunten is in de modus "4" en "5" niet
actief! Niet op de aanslag bewegen omdat anders de
hefwagen vastloopt op de hefspil en de draagmoer
wordt beschadigd! Daarom moet altijd de spannings-
waarde van de potentiometer (afb, 4, pos. 1 en 2)
tussen groen en wit worden gemeten. Deze span-
ningswaarde mag de waarde 200 mV niet onderschri-
jden.
1. Draai de codeerschakelaar op "4".
2. Met <ENTER> bevestigen.
Modus enkele beweging hoofdzuil is geselecteerd.
3. Toets u (neerlaten) indrukken.
Draagarmen van de hoofdzuil bewegen omlaag.
De draagarmen zover neerlaten dat tussen het on-
derste punt van de draagarm en de vloer minstens
25 mm lucht (10 mm veiligheid en ca. 15 mm na-
loopreserve) aanwezig zijn.
4. Draai de codeerschakelaar op "5".
5. Met <ENTER> bevestigen.
Modus enkele beweging nevenzuil is geselecteerd.
6. Toets u (neerlaten) indrukken.
Draagarmen van de nevenzuil bewegen omlaag.
De draagarmen tot de uitschakeling of exact zo-
ver neerlaten dat tussen het onderste punt van de
draagarm en de vloer minstens 25 mm lucht (10
mm veiligheid en ca. 15 mm naloopreserve) aan-
wezig zijn.
7. Draai de codeerschakelaar op "1".
8. Met <ENTER> bevestigen.
LED1 en LED2 branden groen.
9. Met <ENTER> bevestigen.
LED1 en LED2 knipperen groen.
De onderste uitschakelpunten zijn opgeslagen.
10. Draai de codeerschakelaar op "2".
11. Met <ENTER> bevestigen.
LED1 en LED2 branden groen.
12. Met <ENTER> bevestigen.
LED1 en LED2 knipperen groen.
Compensatie hoogteverschil (stand van de heft-
wagens t.o.v. elkaar) is opgeslagen.
13. Draai de codeerschakelaar op "0".
14. Met <ENTER> bevestigen.
De modus werking is geselecteerd.
15. Toets o (heffen) indrukken en draagarmen ca. 10
cm omhoog bewegen.
|
1 689 978 552
2017-03-20
16. Toets u (neerlaten) indrukken om de ingestelde
uitschakelposities te controleren.
"
Instelling voltooid.
i
Wanneer de uitschakelpunten te hoog zijn, kunnen
zij met een herhaling van de stappen telkens 15 mm
(naloop) omlaag worden veranderd.
4.4.3
Bovenste uitschakelpunten instellen
!
Bij wijziging van het uitschakelpunt naar boven moet
altijd de spanningswaarde van de potentiometer
(afb, 4, pos. 1 en 2) tussen groen en wit worden
gemeten. Deze spanningswaarde mag de waarde 4,8
V niet onderschrijden.
!
Instelling van het bovenste uitschakelpunt is ook af-
hankelijk van de hoogte van de ruimte en de maxima-
le hoogte van de te heffen voertuigen.
1. Draai de codeerschakelaar op "0".
2. Met <ENTER> bevestigen.
De modus werking is geselecteerd.
3. Toets o (heffen) indrukken en ingedrukt houden.
De draagarmen hoofdzuil en nevenzuil bewegen
omhoog.
4. Draagarmen tot de gewenste hoogte bewegen.
!
Maximale hoogte van 1900 mm tussen onderkant
draagarmen en bovenkant grondplaat zuil niet over-
schrijden!
5. Draai de codeerschakelaar op "3".
6. Met <ENTER> bevestigen.
LED1 en LED2 branden groen.
7. Met <ENTER> bevestigen.
LED1 en LED2 knipperen groen.
De bovenste uitschakelpunten zijn opgeslagen.
8. Toets u (neerlaten) indrukken en draagarmen ca. 10
cm omlaag bewegen.
9. Toets o (heffen) indrukken om de ingestelde uitscha-
kelposities te controleren.
"
Instelling voltooid.
i
Wanneer de uitschakelpunten te hoog zijn, kunnen
zij met een herhaling van de stappen telkens 15 mm
(naloop) omlaag worden veranderd.
Robert Bosch GmbH