Probleem
Slecht of onrustig beeld
Dubbele beelden of echobeelden
Er verschijnt alleen sneeuw en ruis op het scherm
Gestippelde lijnen of strepen
Geen kleur bij programma's in kleur
Geen kleur of onregelmatige kleur als u een signaal
bekijkt via de Y, P
/C
B
B
Er is nabeeldvorming zichtbaar op het scherm.
Het scherm flikkert wanneer u de televisie inschakelt.
Er zijn zwarte en/of heldere puntjes zichtbaar op het
scherm
Het beeld is te helder
Beeldruis (strepen)
Slecht beeld (witte verzadiging) bij het bekijken van een
signaal via de Scart-aansluiting
Vervormd beeld en geluid met ruis
Gestreepte ruis bij weergave/opname met een
videorecorder
Slecht beeld of geen beeld (scherm is donker) maar goed
geluid
Beeldruis bij het kijken naar een televisiekanaal
48
Aanvullende informatie
, P
/C
aansluitingen van
R
R
/
3.
S
Mogelijke oplossingen
• Controleer de antenne-/kabelaansluitingen.
• Controleer de antennepositie en -richting.
• Controleer of de antenne kapot of verbogen is.
• Controleer of de antenne is versleten (de gebruiksduur in normale
gebruiksomstandigheden is drie tot vijf jaar en één tot twee jaar aan de
kust).
• Houd de televisie uit de buurt van elektrische storingsbronnen zoals
auto's, motorfietsen en haardrogers.
• Selecteer het menu "Beeldinstellingen" en selecteer "Reset" om de
fabrieksinstellingen te herstellen (pagina 22).
• Als u de optie "Power Saving" instelt op "Minder", kunnen de
beeldkleuren vervagen (pagina 27).
• Controleer de aansluiting van de Y, P
4
4.
• Zorg dat de Y, P
/C
, P
B
B
R
bijbehorende aansluitingen zijn geplaatst.
• Selecteer de optie "Screen Saver" in het menu "Kenmerken" en stel de
optie "Wit scherm" in op "Aan" om nabeeldvorming te verminderen.
• Dit is een gebruikelijk effect bij plasmaschermen en duidt niet op een
storing.
• Het beeld van een scherm bestaat uit pixels. Zwarte en/of heldere puntjes
(pixels) op het scherm zijn normaal en duiden niet op een storing.
• Selecteer het menu "Beeldinstellingen" en selecteer "Instelling".
Selecteer vervolgens de gewenste beeldstand (pagina 22).
• Controleer of de antenne is aangesloten met de bijgeleverde coaxkabel.
• Houd de antennekabel uit de buurt van andere verbindingskabels.
• Gebruik geen tweedraadskabel (300-ohm) omdat er dan storingen
kunnen optreden.
• Controleer of het uitgangssignaal van de apparatuur die is aangesloten op
de Scart-aansluiting
signaal is, sluit u de apparatuur aan op de Scart-aansluiting
of
/
2.
• Controleer of de aangesloten optionele apparatuur voor of naast de
televisie is geplaatst. Laat ruimte vrij tussen de televisie en de optionele
apparatuur als u optionele apparatuur installeert.
• Storing van de videokop. Zet de videorecorder verder bij de televisie
vandaan.
• Laat 30 cm ruimte vrij tussen de videorecorder en de televisie om storing
te voorkomen.
• Plaats de videorecorder niet voor of naast de televisie.
• Selecteer het menu "Beeldinstellingen" en selecteer "Reset" om de
fabrieksinstellingen te herstellen (pagina 22).
• Als het
(beelduitschakeling) lampje blauw brandt, drukt u op
(beelduitschakeling) op de afstandsbediening.
• Selecteer de optie "Handmatig programmeren" in het menu
"Instellingen" en pas "AFT" (automatische fijnafstemming) aan voor een
betere beeldkwaliteit (pagina 32).
• Stel de optie "Ruisonderdruk." (ruisonderdrukking) in het menu
"Beeldinstellingen" in om de beeldruis te beperken (pagina 22).
/C
, P
/C
aansluitingen van
B
B
R
R
/C
aansluitingen van
4 stevig in de
R
/
3, geen RGB-signaal is. Als het een RGB-
S
/
1