3. Koelpijp en afvoerpijp
33
37
Fig. 3-5
Afb. 3-5
Fig. 3-6
Afb. 3-6
Afb. 3-7
Fig. 3-7
Fig. 3-8
Afb. 3-8
. Elektrische aansluitingen
A
Kap
B
Schakeldoos
C
Aansluitblok voor voedingskabel
D
Aansluitblok voor transmissiekabel
E
Besturingskaart
F
Adreskaart
G
Vastzetten met bedradingsklem
H
Aansluitblok voor MA-afstandsbediening
Fig. 4-1
Afb. -1
Afb. -2
Fig. 4-2
30
(mm)
L N
M1M2 S
1 2
TB2
TB5
TB15
1. Sluit de aftapbus (meegeleverd met het apparaat) aan op de afvoeropening. (Afb. 3-5)
(Bevestig de buis met behulp van PVC-plakband en zet deze stevig vast met
behulp van een band.)
2. Installeer een ter plaatse aangeschafte afvoerpijp (PVC-pijp, O.D. ø26)
(Bevestig de pijp met behulp van PVC-plakband en zet deze stevig vast met
behulp van een band.)
3. Isoleer de pijp (PVC-pijp, O.D. ø26 en aftapbus)
4. Controleer of de afvoer gelijkmatig stroomt.
5. Isoleer de afvoeropening en de aftapbus met behulp van isolatiemateriaal 7 en
zet het materiaal vervolgens stevig vast met een band. (Zowel het isolatiemate-
riaal als het band zijn meegeleverd met het apparaat.) (Afb. 3-6)
[Afb. 3-5]
A Apparaat
B Isolatiemateriaal 7
C Band (breed) 4
D Afvoeropening (transparant)
E Insteekmarge
F Overeenkomend
G Afvoerpijp (PVC-pijp, O.D. ø26)
H Isolatiemateriaal (ter plaatse aangeschaft)
I PVC-pijp, O.D. ø26 (Helling van 1/100 of meer)
J Band (smal) 4
K Aftapbus
[Afb. 3-6]
A Dwarsdoorsnede van afvoeropening
B Band (breed) 4
C Inwikkeling beginnen uitgangspositie van isolatiemateriaal (bovenzijde)
D Isolatiemateriaal 7
E Plafondpaneel
Als de afvoerleiding oploopt (Afb. 3-7)
derkant van het plafond. Houd dit verticale gedeelte zo kort mogelijk.
Waterafvoercontrole (Afb. 3-8)
1. Vul de aftapbak met circa 0,5 liter water. Giet het water niet direct in de afvoerpomp.
2. Laat het apparaat testdraaien (zet dit op koelen).
3. Controleer of het water wordt afgevoerd bij het doorzichtige controlevenster en
bij de uitgang van de afvoerleiding.
4. Stop het testdraaien. (Vergeet niet het apparaat zelf uit te schakelen.)
A Plafondpaneel
B Max. 60 cm
C Positie van uitgang van afvoerleiding
D Maak deze zo kort mogelijk (Max. 15 cm).
E Maak deze zo klein mogelijk.
.1. Elektrische bedrading (Afb. -1)
* Zorg dat de elektrische bedrading volledig is geïnstalleerd alvorens het bovenpa-
neel te plaatsen.
1. Verwijder het deksel van de adreskaart (2 bouten).
2. Verwijder het deksel van de elektrische kast (1 bout).
3. Verwijder de bouten waarmee de kast vastzit en breng de kast omlaag (2 bouten).
4. Steek de draden in de elektrische kast.
5. Sluit de draden stevig aan op het aansluitblok.
* Zorg dat de draden lang genoeg zijn, zodat de kast later bij een onderhouds-
beurt omlaag gebracht kan worden.
6. Maak de draden vast met de draadklem aan de zijde van de elektrische kast.
7. Zet alle onderdelen die u los heeft gemaakt weer op hun oorspronkelijke plaats vast.
.2. Voedingsbedrading
en nationale norm.
60227 IEC 53.
ding tussen de polen meegeleverd.
Voedingskabeldiameter: meer dan 1,5 mm². (3-Aderige)
Waarschuwing:
Voorkom rookvorming brand en communicatiestoringen en splijt derhalve
de voedingskabel en de kabel tussen het binnen- en buitenapparaat niet.
ebruik een aardlekschakelaar ( V).
Voor de netscheider zal worden voorzien in een middel om te zorgen voor de dis-
connectie van alle actieve faseaansluitingen van het apparaat.
Afb. -2
A Schakelaar 16 A
D Totale werkingstroom moet minder zijn dan 16 A
B Overstroombescherming 16 A E Trekdoos
C Binnenapparaat
B is 80 cm vanaf de on-
F Naar beneden lopend verval (1/100 of meer)
G Maak deze zo groot mogelijk (Min. 10 cm).
H Verticale deel afvoerleiding
I
-