Voorbeeld: Als u een waarde wilt opslaan op geheugenplaats 005, kiest u geheugenplaats
004. Voer de meting uit en druk op de toets voor achtergrondbelichting en laser. De
waarde wordt opgeslagen op geheugenpositie 005.
7.
Ga te werk zoals hierboven beschreven, aan andere waarden op te slaan.
8.
Voor het oproepen van de opgeslagen temperatuurwaarden selecteert u met de toetsen "
"▼" de geheugenplaats die u wilt selecteren. De opgeslagen temperatuurwaarde wordt aan de
onderkant van het scherm weergegeven.
Als alle geheugenplaatsen bezet zijn, kunnen de niet meer benodigde geheugenplaatsen
gewoon worden overschreven.
Ga als volgt te werk om alle opgeslagen waarden tegelijkertijd te wissen:
1.
Houd in de LOG-modus de meettoets ingedrukt en kies met toets "
2.
Druk vervolgens de toets voor achtergrondverlichting en laser in. Een signaal klinkt en de weergave
springt naar geheugenpositie "001". Alle geheugenposities zijn nu weer vrij.
Instellen van de emissiefactor (EMS)
Het meetapparaat is uitgerust met een instelling van de emissiefactor. Op die manier kunnen bij
verschillende materialen en oppervlakken nauwkeurige meetwaarden bereikt worden (zie ook het
punt Werkingswijze).
1.
Schakel het meetapparaat in door te drukken op de meettoets.
2.
Druk op de toets "MODE" tot het symbool voor emissiefactor in het display knippert.
3.
Met de toetsen "
▲" en "▼" kan de emissiegraad van 0,10 tot 1,00 worden aangepast aan het
betrokken meetobject.
4.
Bevestig de invoer met de meettoets of druk op de toets "MODE" om bij de volgende
instelmogelijkheid te komen.
5.
Na het uitschakelen van het apparaat blijft de ingestelde waarde opgeslagen.
U kunt ook tijdens het meten (terwijl de meettoets ingedrukt blijft) de emissiewaarde
instellen door op de toetsen "▲" of "▼" te drukken.
Aansluitend op de technische gegevens vindt u een tabel met typische materialen en hun
emissiegraad. Veel organische materialen bezitten een emissiegraad van 0,95. Daarom
is de fabrieksinstelling van de emissiegraad afgeregeld op 0,95. Het bekomen van
de emissiegraad van een oppervlake kan ook met de contacttemperatuurmeetfunctie
van het toestel worden gevoerd. Meet de temperatuur van de oppervlakte met de
contacttemperatuurmeetfunctie.
Verander de emissiegraad van de infrarood-thermometer zolang tot de meetwaarde
met de waarde van de contacttemperatuurmeetfunctie overeenstemt. Om met de
contacttemperatuurmeetfunctie een zo precies mogelijke meetwaarde te bereiken, is
een bijzondere K-type-oppervlaktevoeler aanbevolen (optioneel verkrijgbaar). Dat is
echter enkel voor uiterst precieze metingen nodig.
60
▼" geheugenpositie „000".
▲" of