} Als u het maaimechanisme dichter bij de grond wilt afstellen, verplaats dan
de hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar beneden in
de stand 1. Deze stand is bedoeld voor het maaien van vlakke en onderhouden
terreinen tot een hoogte van 5 cm.
5.5 DE MACHINE BERIJDEN
Algemene waarschuwingen voordat u gaat rijden:
} Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De parkeerrem mag niet in stand „2" blijven staan
(
4.2.1 (3)). Wanneer u op de parkeerrem trapt, wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
} De by-passhendel moet in stand „1" staan, d.w.z. de by-pass van de aandrijving moet ingeschakeld
zijn.
} Wanneer u onderweg bent naar het terrein dat u gaat maaien, moethet maaimechanisme
uitgeschakeld zijn en in de transportstand staan.
} Wanneer over obstakels rijdt die hoger zijn dan 8 cm (trottoirbanden, enz.), moet u rijplanken
gebruiken zodat u het maaimechanisme en de versnellingsbak niet beschadigt.
} Voorkom dat de voorwielen hard stoten tegen massieve obstakels, omdat anders de vooras zou
kunnen beschadigen, vooral wanneer u op hoge snelheid rijdt.
5.5.1 VOORUIT- / ACHTERUITRIJDEN
} Verplaats, terwijl u langzaam gaat rijden, de versnellingshendel in in de gewenste rijrichting, d.w.z. in
de stand „F" als u vooruit wilt rijden en in de stand „R" als u achteruit wilt rijden.
} Als u uw rijsnelheid wilt verlagen, verplaatst u de versnellingshendel minder ver in de rijrichting. Als
u de rijsnelheid wilt verhogen, verplaatst u de versnellingshendel verder in de rijrichting.
U kunt de rijrichting pas wijzigen als u de versnellingshendel in de stand "N"
hebt gezet en de hendel even in deze stand is blijven staan. Als u dit doet terwijl de
machine rijdt, bestaat het gevaar dat u de transmissie beschadigt.
Gebruik nooit de hendel voor de rijrichting en de rem tegelijkertijd – hierdoor kan de
transmissie beschadigen.
Het systeem is voorzien van een functie automatische ontkoppeling van het maaimechanisme
voor achteruitrijden bij een snelheid van meer dan 0,3 mtr/s (ongev. 1 km/uur).
Bij opzettelijk en gecontroleerd achteruitrijden met het maaimechanisme ingeschakeld, kunt u
deze veiligheidsfunctie uitschakelen door te drukken op de knop R die zich naast het stuur bevindt
(
4.2 (2)). Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar
vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd.
Let, wanneer u de ontkoppeling van de functie met de knop R gebruikt, uitzonderlijk
goed op het gebied achter de machine wanneer u achteruitrijdt.
5.5.2 STOPPEN
U stopt de machine terwijl deze in voorwaartse / achterwaartse richting rijdt, door op het rempedaal
te trappen. De versnellingspook keert automatisch terug in de stand „N". De remafstand is minder
dan 1,5 m.
Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze
automatisch in de neutrale stand gezet. De remafstand is minder dan 2 m.
De machine kan alleen worden gestopt door de hendel voor de rijrichting geleidelijk naar de
stand "N" te verplaatsen en geleidelijk het rempedaal in te trappen.
Gebruik nooit de hendel voor de rijrichting en de rem tegelijkertijd – hierdoor kan de
transmissie beschadigen.
193