2. Indien de voertuigbodem
voorzien wordt van under-
coating, moet de onder de
wagen aanwezige verbran-
dingslucht-toevoeropening
worden bedekt, opdat de on-
stane spuitnevel niet tot func-
tiestoringen van de verwar-
mingsinstallatie leidt. Na
beëindiging van de werk-
zaamheden de afdekking
weer verwijderen.
Belangrijke
bedienings-
voorschriften
1. De aanzuiging van de ver-
brandingslucht onder het
voertuig moet vuil- en spat-
sneeuwvrij worden gehou-
den. De aanzuigkoker van de
kachel mag dan ook niet in
het spatbereik van de wielen
liggen. Breng eventueel een
spatscherm aan.
2. De schoorsteen met aan-
gesloten uitlaatgasleiding
moet steeds vrij van vervuilin-
gen worden gehouden (b.v.
gebladerte verwijderen). Voor
kamperen in de winter of het
hele jaar door adviseren wij
de schoorsteenverlengings-
set SKV (art.-nr. 30690-00)
die op het schoorsteendeel
geschroefd kan worden. De-
ze moet tijdens het rijden ver-
wijderd worden, zodat deze
niet verloren kan worden
(gevaar voor ongevallen).
3. Mocht de verwarming op
standplaatsen met extreme
windomstandigheden of bij
gebruik in de winter herhaal-
delijk uitgaan, dan adviseren
wij het gebruik van een
schoorsteenverlenging AKV
(art.-nr. 30010-20800). Deze
moet tijdens het rijden verwij-
derd worden, zodat deze niet
verloren kan worden (gevaar
voor ongevallen).
4. De warmtewisselaar, de
afvoerpijp en alle aansluitin-
gen moeten regelmatig, in
elk geval na zachte ont-
ploffingen (haperen van de
ontsteking), door een expert
gecontroleerd worden.
De afvoerpijp moet:
• lekdicht en vast op de
verwarming en op de
schoorsteen aangesloten
zijn,
• bestaan uit één (onver-
lengd) stuk,
• zonder vernauwing van
de doorsnede en absoluut
over de hele lengte stij-
gend gelegd zijn,
16
• samen met de overpijp
met meerdere klemmen
stevig gemonteerd zijn.
Er mogen geen voorwerpen
op de afvoerpijp gelegd wor-
den, aangezien dit zou kun-
nen leiden tot beschadigingen.
Verwarmingen met
verkeerd gemonteer-
de of beschadigde afvoer-
pijp resp. beschadigde
warmtewisselaar mogen
in geen geval verder
gebruikt worden!
5. De uitblaasopening voor
warme lucht mag in geen
geval geblokkeerd wor-
den. U mag dan ook in geen
geval textiel e.d. voor of op
de kachel laten drogen. De
oververhitting die hierbij ont-
staat, zou de kachel ernstig
kunnen beschadigen. Houd
brandbare voorwerpen uit de
buurt van de kachel! Houd
u met het oog op de veilig-
heid absoluut aan deze
voorschriften.
6. De oververhittingsscha-
kelaar (op het binnendeel
van de inbouwkast) schakelt
de kachel bij thermische
overbelasting uit. Het op-
nieuw inschakelen kan ver-
schillende minuten in beslag
nemen. De thermische over-
belasting kan door een te la-
ge bedrijfsspanning, blokke-
ring van uitblaasopeningen
voor warme lucht, vuile venti-
latorraden of soortgelijke af-
wijkingen worden veroorzaakt.
7. Voorwerpen die gevoelig
zijn voor warmte (b.v. spuit-
bussen) mogen niet in het in-
bouwframe van de verwar-
ming worden opgeborgen
omdat het hier eventueel tot
verhoogde temperaturen kan
komen.
Alsgevolg van de
aard van het pro-
duct wordt tijdens
het gebruik de
ommanteling heet. De ver-
antwoordelijkheid tegen-
over derden (in het bijzon-
der kleuters) ligt bij de
gebruiker.
Onderhoud
Richt u zich bij storingen prin-
cipieel aan de Truma-Service
(zie bladzijde 24).
Attentie: Ondanks
zorgvuldige fabrica-
ge kan de verwar-
ming scherpkantige
onderdelen onthouden. Maak
derhalve bij onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden
steeds gebruik van veilig-
heidshandschoenen!
Verwarmingsbekleding
demonteren
Trekt u de bekleding boven
naar voren, drukt u de borg-
veren zijwaarts omhoog en
klapt u de bekleding naar vo-
ren. (Bij beperkte ruimte de
bekleding boven naar voren
trekken, dan optillen tot de
bekleding vrij ligt en dan
verwijderen.)
Vervolgens de bekleding zij-
waarts monteren, zodat even-
tuele aansluitkabels (b.v. voor
aanjager verwarming) niet
moeten worden losgemaakt.
I
Ter montage de bekleding op
de onderste bevestigingsclip
(l) zetten. De bedieningsstang
van beneden in de bus in-
brengen en de bekleding
boven laten vastklikken.
Bedieningshendel van boven
zo aansluiten dat de pijl in
richting „0"-stand wijst.
Reiniging (alleen bij
uitgeschakeld toestel!)
Het is raadzaam, ten minste
één keer per jaar vóór begin
van het verwarmingsseizoen
de stof die zich op de warm-
tewisselaar, op de bodem-
plaat en aan het schoepenrad
van de Trumavent-warme-
lucht-installatie verzamelt, te
verwijderen. Het schoepen-
rad voorzichtig met een
kwast of met een kleine
borstel reinigen.
Algemene veilig-
heidsinstructies
Bij lekken in de gasinstallatie
of wanneer een gasreuk
wordt waargenomen:
– alle open vlammen
blussen
– niet roken
– de apparate uitschakelen
– sluit de gasfles
– ramen en deuren openen
– zet geen elektrische
apparaten aan
– laat de hele installatie door
een vakbekwaam monteur
controlen!
Reparaties mogen
alleen door vakbekwa-
me monteurs worden
uitgevoerd!
Na elke demontage van de
rookgasafvoerbuis moet een
nieuwe O-ring gemonteerd
worden!
1. Elke verandering aan het
toestel (incl. de rookgas-
afvoerbuis en de schoor-
steen) of het gebruik van
nietoriginele Truma-reserve-
onderdelen of accessoires die
belangrijk zijn voor het func-
tioneren van het toestel even-
als het niet in acht nemen
van de instructies in de In-
bouwhandleiding en de ge-
bruiksaanwijzing maken de
garantie ongeldig en hebben
tot gevolg dat aansprakelijk-
heidseisen komen te verval-
len. Bovendien vervalt hier-
door de gebruikstoelating
voor het apparaat en in som-
mige landen ook voor het
voertuig.
2. De bedrijfsdruk voor de
gastoevoer, 30 mbar (resp.
28 mbar butaan/37 mbar pro-
paan) of 50 mbar, moet gelijk
zijn aan de bedrijfsdruk van
het apparaat (zie fabrieks-
plaatje).
3. Generatorgasinstallaties
moeten voldoen aan de tech-
nische en administratieve
voorschriften van het be-
treffende land van gebruik
(b.v. EN 1949 voor voertui-
gen). Nationale voorschriften
en regelingen (in Duitsland
b.v. het DVGW-werkblad
G 607) moeten in acht
genomen worden.
De keuring van de gasin-
stallatie moet iedere 2 jaar
door een vakman herhaald
worden en eventueel beves-
tigd worden in de keurings-
verklaring (in Duitsland b.v.
conform DVGW-werkblad
G 607 voor voertuigen).