nl
Storing
Het apparaat koelt niet.
De bodem van de
koelruimte is nat.
De temperatuur in de
koelruimte is te koud.
De diepvrieswaren
zijn vastgevroren.
Het vriesvak heeft
een dikke laag rijp.
De diepvrieswaren
ontdooien.
54
Eventuele oorzaak
De lichtschakelaar klemt. Afb. w/A
De temperatuurkiezer staat op 0".
Stroomuitval; de zekering is
uitgeschakeld; de stekker zit niet
goed in het stopcontact.
Het dooiwaterafvoergootje
is verstopt.
De deur van het vriesvak is niet
goed dicht.
De temperatuurkiezer is op een
te hoog cijfer ingesteld.
Door het invriezen van grotere
hoeveelheden verse levensmiddelen
daalt tijdelijk de temperatuur in de
koelruimte doordat de koelmachine
lang loopt.
De omgevingstemperatuur is kouder
dan +16 °C. De koelmachine slaat
minder vaak aan.
Oplossing
Controleer of er beweging in zit.
Temperatuurkiezer uit stand 0"
draaien.
Controleer of er stroom is.
Controleer de zekeringen.
Dooiwatergootje en afvoergaatje,
afb. 0, schoonmaken (zie Schoon
maken van het apparaat).
Deur van het vriesvak sluiten.
De deur van het vriesvak moet
hoorbaar dichtklikken.
Temperatuurkiezer op een lager
cijfer zetten.
Max. invriescapacitiet niet
overschrijden.
De diepvrieswaren met een bot
voorwerp losmaken.
Niet met een mes of een scherp
voorwerp losmaken. U kunt hierdoor
de koelleidingen of het kunststof
oppervlak beschadigen.
Ontdooien van het vriesvak
(zie Ontdooien). Let erop dat de
deur van het vriesvak goed dicht is.
De deur van het vriesvak moet
hoorbaar dichtklikken.
De ruimte verwarmen tot meer dan
+16 °C.
Bij apparaten met een omgevings
temperatuur schakelaar, afb. 2/2,
deze inschakelen. Zie Let op de
omgevingstemperatuur en de
beluchting.