Herunterladen Diese Seite drucken

De Geluidsbronnen Mengen - IMG STAGELINE PMX-400DSP Bedienungsanleitung

Stereo power mixer

Werbung

kunnen met de regelaar voor middentonen (8)
bovendien de middentonen met ±15 dB worden
gecorrigeerd. De filterfrequentie voor het mid-
denbereik kan met de regelaar (7) traploos tus-
sen 350 Hz en 6 kHz worden ingesteld.
Opmerking: De instellingen van de klank beïn-
vloeden het niveau. Controleer
daarom na afregeling van de klank
het kanaalniveau aan de hand van
de uitsturingsweergave (30) en de
LED "PEAK" (14) van het kanaal,
en corrigeer indien nodig.
5) Herhaal bovenstaande procedure om het niveau
en de klank in te stellen van de overige ingangs-
kanalen.

6.2 De geluidsbronnen mengen

1) Draai de masterregelaars (35) en de regelaar
van de eindversterker (39) zo ver open, dat de
mengverhouding van de aangesloten geluids-
bronnen optimaal is ingesteld en via de luidspre-
kers kan worden gehoord.
2) Stel met de kanaalregelaars (16) de gewenste
volumeverhouding van de geluidsbronnen in.
Stuur de geluidsbronnen die het luidst te horen
moeten zijn, volledig uit (zie hoofdstuk 6.1
"Basisinstelling van de ingangskanalen") en ver-
minder het niveau van de overige geluidsbron-
nen overeenkomstig.
3) Meng het signaal dat naar de monitorinstallatie
gaat (zie hoofdstuk 6.5) en stel de effecten in (zie
hoofdstuk 6.3 en 6.4).
4) Gebruik de panoramaregelaars (12) om voor elk
monokanaal de signalen zoals gewenst op de
stereobasis te verdelen.
Stel met de balansregelaars (13) voor de ste-
reokanalen de gewenste niveauverhouding van
het linker en rechter geluidskanaal in (bij mono-
signalen op deze kanalen doen de balansrege-
laars dienst als panoramaregelaars).
5) Stel met de masterregelaars (35) het definitieve
niveau in van het stereomastersignaal dat zowel
Bij de instelling "Speciaal effect" met de rechter
pijltoetsen
en
(23) selecteert u het gewen-
ste effect uit de 7 geprogrammeerde speciale
effecten. Het geselecteerde speciale effect wordt
via de betreffende LED van de LED-rij "TIME"
erboven (22) aangeduid (zie tabel 2).
LED's van de weer-
Speciale effecten
gave TIME (22)
LED nr. 2
„VOCAL": Delay + Stereo Reverb
LED nr. 3
„REGEN": Regenerating Reverb
„AMBIENT":
LED nr. 4
Short Reverb – geen Delay
LED nr. 5
„CROSS ECHO": Stereo Echo
LED nr. 6
„2 TAB": 2 Repeat Panning Echo
LED nr. 7
„3 TAB": 3 Repeat Panning Echo
„MULTITAB":
LED nr. 8
Multi Repeat Panning Echo
Tabel 2: Speciale effecten
3) Stel met de pijltoetsen
en
parameter in voor het geselecteerde effect. De
ingestelde parameter wordt via de overeenkom-
stige LED van de LED-rij "TIME" (22) weergege-
ven: hoe hoger het nummer van de LED, hoe lan-
ger de galm duurt (bij een galmeffect) resp. hoe
langer de tijd tussen de echo's (bij een delay-
effect).
Opmerking: Een parameterinstelling voor de
speciale effecten is niet mogelijk.
4) Schuif de fader "DSP" (20) voor de toevoeging
van het effect als basisinstelling eerst tot ca.
van de maximumwaarde (stand "0 dB") open.
5) Stel met de regelaars "DSP FX" (10) voor elk
ingangskanaal "1" tot "11-12" de gewenste effect-
sterkte in.
6) Stel met de regelaars "FX OUT" (31) het niveau in,
waarmee het mastersignaal van alle kanaalsigna-
len die met de regelaars "DSP FX" (10) zijn afge-
nomen, naar de effectengenerator wordt gestuurd.
naar de eindversterker van de Power Mixer als
naar de masteruitgang "MAIN OUT" (25) en de
opname-uitgang "TAPE REC" (41) wordt gestuurd.
In principe wordt een optimale uitsturing
bereikt, wanneer de uitsturingsweergave (30)
waarden in het bereik van 0 dB aanduidt. Indien
het uitgangsniveau op de masteruitgang (25)
resp. de opname-uitgang (41) voor het nage-
schakelde apparaat echter te hoog of te laag is,
dan moet het mastersignaal overeenkomstig
lager of hoger worden uitgestuurd.
6) Stel met de regelaar van de eindversterker (39)
het definitieve niveau voor de luidsprekers in. Bij
oversturing van de eindversterker lichten de
LED's "CLIP" (38) – telkens voor het linker ("L")
en rechter ("R") kanaal. Draai de regelaar van de
eindversterker dan overeenkomstig terug.
7) Bij lage geluidsvolumes kan u met de volume-
toets "LOUDNESS" (36) voor de geluidsvoor-
ziening in de zaal een klankcorrectie uitvoeren:
bij ingedrukte toets worden de lage en hoge
tonen versterkt (8 dB bij 50 Hz/10 kHz), omdat
deze frequentiebereiken door het menselijke
gehoor bij geringe geluidsvolumes slechter wor-
den waargenomen.
6.2.1 Ingangen"AUX INPUT"en "TAPE PLAY"
Indien de ingang "AUX INPUT" (28) niet als return-
ingang wordt gebruikt (zie hoofdstuk 5.2.1), dan kan
hierop ook een extra apparaat met lijnniveau wor-
den aangesloten. Meng het signaal van dit apparaat
met behulp van de regelaar "AUX IN" (32) met het
mastersignaal.
Het weergavesignaal van een opnametoestel dat
op de jacks "TAPE PLAY" (42) is aangesloten, wordt
onmiddellijk vóór de masterregelaars (35) naar het
kanaal met het mastersignaal gestuurd. Om enkel
het weergavesignaal te beluisteren, plaatst u de
regelaars (16) van de ingangskanalen en de niveau-
regelaar "AUX IN" (32) in de minimumstand.
Indien de LED "DSP PEAK" (24) oplicht, dan
wordt het signaal in de effectengenerator nog net
niet overstuurd. De LED mag helemaal niet resp.
slechts kort oplichten. Indien de LED continu
oplicht, draai de regelaar "FX OUT" (31) en/of te
ver opengedraaide regelaars "DSP FX" (10)
overeenkomstig terug.
7) Stel met de regelaar "DSP" (20) het niveau in,
waarmee het effectsignaal dat via de effectenge-
nerator is gegenereerd met het mastersignaal
wordt gemengd.
6.3.1 De effectinstellingen opslaan
Standaard zijn de volgende effectinstellingen opge-
slagen, en kunnen ze worden opgeroepen door op
de overeenkomstige geheugentoets (19) te drukken:
Toets
linker LED-rij
(17)
1
„M REV"
2
„XL REV"
3
„PLATE 2"
4
„DELAY
(23) de gewenste
Tabel 3: geprogrammeerde effecten
Bij ingedrukte geheugentoets licht de LED erboven
op. Om naar de vorige effectinstelling terug te keren,
drukt u opnieuw op de toets (de LED gaat uit).
Om eigen effectinstellingen op te slaan:
1) Druk op de geheugentoets (19) waaronder u de
effectinstelling wenst op te slaan (de LED erbo-
ven licht op).
2) Stel het effect en de effectparameter in [met de
pijltoetsen
2
/
3
3) Druk opnieuw op de geheugentoets (de LED
gaat uit). De effectinstelling is nu onder de toets
opgeslagen en kan op elk moment worden opge-
roepen door op deze toets te drukken (de vorige
opgeslagen instelling werd overschreven).
Indien voor de vier geheugentoetsen de standaard
voorgeprogrammeerde effectinstellingen hersteld
moeten worden, gaat u als volgt te werk:
rechter LED-
opgeslagen effect
rij (22)
„7"
2 s Large Room Reverb
„3"
5 s Auditorium Reverb
„6"
5 s Plate Reverb
„4"
200 ms Delay
en
(18) en (23)].
6.3 De interne effectengenerator gebruiken
("DSP")
De Power Mixer is uitgerust met een digitale effecten-
generator ("DSP" = "Digital Signal Processor") waar-
mee verschillende galmeffecten ("reverb") en echo-
effecten ("delay") kunnen worden gegenereerd.
1) Om de effectengenerator in te schakelen, drukt u
op de toets "DSP ON" (21) resp. bedient u de
eventueel
aangesloten
voetschakelaar
hoofdstuk 5.7). Bij ingeschakelde effectengene-
rator licht de LED boven de toets op. [Om de
effectengenerator uit te schakelen, drukt u
opnieuw op de toets resp. op de voetschakelaar
(LED gaat uit).]
Opmerking: De effectengenerator is bij elke
ingebruikneming van de Power
Mixer automatisch ingeschakeld.
2) Selecteer met de linker pijltoetsen
het gewenste effect. Het geselecteerde effect
wordt via de betreffende LED van de LED-rij
erboven (17) aangeduid (zie tabel 1).
LED's voor weergave
van het effect (17)
Positie
Label
1. LED van boven
„S REV"
2. LED van boven
„M REV"
3. LED van boven
„L REV"
4. LED van boven
„XL REV"
5. LED van boven
„PLATE 1"
6. LED van boven
„PLATE 2"
7. LED van boven
„GATED"
8. LED van boven
„REVERSE"
9. LED van boven
„DELAY"
10. LED van boven
geen
Tabel 1: Effecten
1) Schakel de Power Mixer uit met de netschake-
laar (48).
2) Schakel het apparaat weer in en houd hierbij
tegelijk de vier geheugentoetsen gedurende min-
stens 2 sec ingedrukt.
3) Na loslaten van de toetsen zijn de standaard voor-
geprogrammeerde effectinstellingen opnieuw op-
geslagen. Na resetten van het apparaat is –
wanneer geen van de geheugentoetsen geac-
tiveerd is (LED's lichten niet op) – het speciale
effect "VOCAL" ingesteld.
6.4 Instellingen voor een op het effectenka-
naal "FX" aangesloten effectenapparaat
Via het effect-uitgangskanaal "FX" kunnen de signa-
len van de kanalen "1" tot "11-12" worden uitge-
stuurd en via een effectenapparaat terug naar de
Power Mixer gestuurd (voor aansluiting van het
effectenapparaat zie hoofdstuk 5.2.1).
Het effectenkanaal is "Post Fader" (= na de
kanaalregelaar) geschakeld, d. w. z. dat de effect-
sterkte van een kanaal steeds in verhouding is tot
het ingestelde kanaalniveau.* (Het signaalafname-
punt kan intern voor elk kanaal afzonderlijk naar
"Pre Fader" worden geschakeld – zie hoofdstuk 7.1
"Uitgangskanalen modificeren".)
1) Meng met behulp van de regelaars "FX DSP"*
(10) de signalen van de ingangskanalen met het
signaal op het effectenkanaal.
2) Stel met de regelaar "FX OUT"* (31) het niveau
in van het uitgangssignaal op het effectenkanaal
dat via de jack "FX" (27) wordt afgenomen en
naar het effectenapparaat gestuurd.
3) Stel met de regelaar "AUX IN" (32) het niveau in,
waarmee het effectsignaal aan het mastersignaal
wordt toegevoegd.
* Met deze regelaars wordt zowel het niveau bepaald van het uit-
gangssignaal dat naar het effectenapparaat gaat als het niveau
van het ingangssignaal voor de interne effectengenerator (zie
hoofdstuk 6.3).
NL
B
(zie
en
(18)
Effecten
Small Room Reverb
Large Room Reverb
Hall Reverb
Auditorium Reverb
Plate Reverb Type 1
Plate Reverb Type 2
Gated Reverb
Reverse Reverb
Delay/Echo
Special effect
27

Werbung

loading