Indien de preciese lengte van een kabellengte van hetzelfde type als de K.O.T gekend is, en de terukaatsing van het kabeleinde zichtbaar is,
kan een meer nauwkeurige waarde worden bepaald:
1.
Localiseer de terugkaatsing veroorzaakt door het einde van de gekende kabellengte, met het instrument ingesteld op het kortst
mogelijke range om het einde van de kabel te zien.
2.
Localiseer de start van deze terugkaatsing zoals beschreven in de Bedieningssectie van dit handboek.
3.
Stel de snelheidsfactor af tot de correcte kabellengte wordt getoond.
De meting van de afstand naar de fout kan nu gebeuren met meer vertrouwen dat de meting juist zal zijn. De bekwaamheid van het instrument
om de afstand naar een kabelkenmerk nauwkeurig te meten is afhankelijk van de correcte snelheidsfactor, eventuele fouten in de
snelheidsfactor zijn direct proportioneel met de afstandsmeetfouten.
122