Voorbeeld:
1. Het scherm is open.
2. Het begint te regenen...
3. Het scherm wordt automatisch door het systeem gesloten.
4. Na enkele minuten (het regent nog steeds) geeft de gebruiker een instructie voor het openen van het scherm.
5. Na 15 minuten vanaf het moment van openen (het regent nog steeds) wordt het scherm automatisch door het systeem gesloten.
6. Het houdt op met regenen.
7. Het regent al ten minste 15 minuten niet meer: de gebruiker geeft opnieuw een instructie voor het openen van het scherm.
8. Het scherm blijft open.
6.2.2.3 - Gedrag van de motor bij aanwezigheid van de sensor "Wind" (afb. 9)
Wanneer de intensiteit van de wind tot boven de drempel stijgt, schakelt het systeem de windbescherming in en wordt het scherm automatisch gesloten. Wanneer de wind-
bescherming ingeschakeld is, worden de handmatige instructies uitgeschakeld en kan het scherm niet worden geopend. Wanneer de blokkeringsperiode afloopt, kunnen er
weer handmatige instructies worden gegeven en na 15 minuten wordt de automatische werking hervat.
6.2.2.4 - Prioriteiten van de atmosferische condities en de prioriteiten van de sensoren "Zon", "Regen" en "Wind"
De volgorde van de prioriteit van de atmosferische condities is als volgte: 1) - wind, 2) - regen, 3) - zon. Wind heeft een hogere prioriteit dan de andere twee atmosferische
condities.
Bijvoorbeeld:
1. Op een mooie zonnige dag ligt de intensiteit van het licht boven de drempelwaarde; de sensor zorgt ervoor dat het scherm automatisch wordt geopend.
2. Het begint te regenen op de sensor; het systeem heft de bestaande zonconditie op en geeft de instructie af die voorzien is voor de nieuwe conditie van regen.
3. Het begint harder te waaien en de intensiteit van de wind stijgt tot boven de drempelwaarde; de motor schakelt de automatische reeks voor regen uit en geeft een instruc-
tie voor een maneouvre Omhoog (het scherm wordt door het systeem op sluitstand "0" geblokkeerd en dit blijft het geval zolang de intensiteit van de wind hoger ligt dan
de drempelwaarde).
4. De windsterkte neemt af en daalt tot onder de drempelwaarde; na ongeveer 10 minuten vervalt de windalarmconditie; als op dit moment de conditie "regen aanwezig"
nog van kracht is, wordt de regensensor opnieuw geactiveerd en wordt de corresponderende manoeuvre uitgevoerd.
5. Wanneer de sensor de conditie "regen afwezig" detecteert, wordt de sensor "zon" weer ingeschakeld en als de intensiteit van het licht boven de drempelwaarde valt,
wordt het scherm geopend.
6. Wanneer de intensiteit van het licht tot onder de drempelwaarde daalt, wordt er na ongeveer 15 minuten een instructie voor een manoeuvre Omhoog afgegeven.
6.2.2.5 - Door de gebruiker verzonden instructies voor "Zon aan" en "Zon uit"
De gebruiker kan de ontvangst door de motor van automatische instructies die door de in de installatie aanwezige klimaatsensoren worden verzonden, inschakelen ("Zon
aan") of uitschakelen ("Zon uit"). Als de intensiteit van het licht op het moment dat de instructie "Zon aan" wordt verzonden, boven de drempelwaarde ligt, geeft het systeem
een instructie af voor het openen van het scherm; als de sensor op dat moment daarentegen al actief is, zal het systeem de sensor uit- en vervolgens weer inschakelen,
zodat de algoritmen opnieuw worden opgestart, met onmiddellijke ingang.
Als er op het moment waarop de instructie "Zon aan" wordt verzonden, geen maneouvre voorzien is, bevestigt de motor de ontvangst van de instructie door 2 bewegingen
uit te voeren. Als de intensiteit van het licht op datzelfde moment onder de drempelwaarde ligt en opening van het scherm niet toegestaan is, zal de motor een instructie voor
het sluiten van het scherm afgeven, wat aansluit bij de bestaande conditie. Als er geen sprake is van condities die een manoeuvre nodig maken (bijvoorbeeld omdat het
scherm gesloten is en de zon niet schijnt), dan zal de motor bij ontvangst van de instructie "Zon aan" 2 bewegingen uitvoeren om de ontvangst van de instructie te bevesti-
gen. Door verzending van de instructie "Zon uit" wordt de automatische beweging van het scherm geblokkeerd in verband met de zonconditie. De automatisering zal dus
alleen in handmatige modus werken. Waarschuwing – De sensoren "wind" en "regen" kunnen niet worden uitgeschakeld.
6.3 - Afstelling van het niveau van de klimaatsensor "wind"
In de fabriek is de activeringsdrempel op niveau 3 ingesteld; om deze te wijzigen gaat u als volgt te werk.
01. Houd de toets n ingedrukt en wacht tot de motor 2 bewegingen heeft uitgevoerd. Laat ten slotte de toets los.
02. Houd de toets t ingedrukt en wacht tot de motor 3 bewegingen heeft uitgevoerd. Laat ten slotte de toets los.
03. Druk een aantal maal kort op de toets s, al naar gelang het niveau dat u wilt instellen voor de activeringsdrempel:
1 maal drukken = windsnelheid van 5 km/h
2 maal drukken = windsnelheid van 10 km/h
3 maal drukken = windsnelheid van 15 km/h(fabrieksinstelling)
4 maal drukken = windsnelheid van 30 km/h
5 maal drukken = windsnelheid van 45 km/h
Na ongeveer 10 seconden voert de motor een aantal bewegingen uit, dat gelijk is aan het gekozen niveau. Opmerking – Als dit niet gebeurt, annuleert u de procedure.
Op deze wijze wordt de afstelling beëindigd zonder dat het in de fabriek ingestelde niveau wordt gewijzigd.
04. Houd de toets n ingedrukt en wacht tot de motor 3 bewegingen heeft uitgevoerd. Laat ten slotte de toets los.
01
2
5
sec.
03
x 1 = windsnelheid van 5 km/h
x 1 = vento a 5 Km/h
x 2 = windsnelheid van 10 km/h
x 2 = vento a 10 Km/h
x 3 = windsnelheid van 15 km/h
x 3 = vento a 15 Km/h
x 4 = windsnelheid van 30 km/h
0,5
x 4 = vento a 30 Km/h
sec.
x 5 = windsnelheid van 45 km/h
x 5 = vento a 45 Km/h
Opmerking – Tijdens de uitvoering van de procedure kan de programmering op elk gewenst moment geannuleerd worden door de toetsen n en t gedurende 4 seconden
tegelijkertijd ingedrukt te houden. Als alternatief kunt u ook op geen enkele toets drukken en 60 seconden wachten tot de motor 6 bewegingen uitvoert.
Opmerking – Als u een sensor gebruikt die is voorzien van een "trimmer", moet de drempel rechtstreeks op de sensor worden afgesteld, waarbij u rekening houdt met de
instructies van de sensor.
6.4 - Afstelling van het niveau van de klimaatsensor "zon"
In de fabriek is de activeringsdrempel op niveau 3 ingesteld; om deze te wijzigen gaat u als volgt te werk.
01. Houd de toets n ingedrukt en wacht tot de motor 2 bewegingen heeft uitgevoerd. Laat ten slotte de toets los.
02. Houd de toets t ingedrukt en wacht tot de motor 3 bewegingen heeft uitgevoerd. Laat ten slotte de toets los.
03. Druk een aantal maal kort op de toets t, al naar gelang het niveau dat u wilt instellen voor de activeringsdrempel:
1 maal drukken = 5 Klux
2 maal drukken = 10 Klux
3 maal drukken = 15 Klux
02
3
5
sec.
10
?
sec.
04
1 /
2 /
3 /
3
5
4 /
sec.
5 /
THE
EINDE
END
Nederlands – 18