Andere diameters beschadi-
gen de ketting en verhogen
het gevaar op ongevallen bij
het werken met de zaag.
4. slijp enkel van binnen naar
buiten. Leidt de veil van de
binnenkant van de zaagtand
naar buiten. Houdt de veil
omhoog als u ze terugtrekt.
5. slijp eerst de tanden aan een
kant. Draai de zaag om en slijp
de tanden aan de andere kant.
6. de ketting is versleten en moet
door een nieuwe vervangen
worden als er slechts nog ca. 4
mm van de zaagtand over is.
7. na het slijpen, moeten alle
snijdelen even lang en breed zijn.
8. na 3 keer slijpen, moet telkens
de slijpdiepte (dieptebegrenzing)
gekontroleerd worden en de
hoogte met behulp van een
platte vijl aangepast worden.
De dieptebegrenzing moet ca.
0,65 mm tegenover de zaagtand
naar achter geplaatst worden.
Rond daarna de dieptebegrenzing
een beetje naar voor af.
Spanning instellen
Het instellen van de kettingspanning is in
het gedeelte over Montage, kettingzaag
spannen, beschreven.
Nieuwe ketting laten inlopen
Bij een nieuwe ketting vermindert de span-
kracht na enige tijd. Daarom moet u na de
eerste 5 snedes, daarna in grotere afstan-
den, de ketting opnieuw aanspannen.
Bevestig nooit een ketting op
een afgesleten aandrijfwiel
of een beschadigd zwaard.
F
Zwaard onderhouden
Gebruik snijvaste handschoe-
nen als u aan de ketting of
het zwaard werkt.
1. Schakel de zaag uit en trek de stekker
uit (12).
2. Neem de kettingwielbescherming (8),
de ketting (5) en het
zwaard (4) af.
3. Kontroleer het zwaard op slijtage.
Verwijder beschadigingen op het ge-
leispoor met een platte vijl.
4. Reinig de olietoevoer van het zwaard
(
26) om een optimale, automatische
oliebevloeiing van de ketting tijdens het
zagen te garanderen.
5. Monteer zwaard (4), ketting (5) en
kettingwielbescherming (8) en span de
ketting aan.
Bi optimale oliedoorvoer en juist
ingestelde olietoevoerknop sproeit
de ketting enkele seconden auto-
matisch een beetje olie nadat de
zaag wordt gestart
NL
49