Opnamen maken met de instellingen die de camera
automatisch aanpast
De camera herkent en evalueert de opnameomstandigheden en de juiste
instellingen worden automatisch gekozen. De camera slaat één geschikt
beeld op door, als dat nodig is, beelden te combineren of te scheiden.
1
Zet de functiekeuzeknop op
2
Richt de camera op het
onderwerp.
Wanneer de camera de
opnameomstandigheden herkent en zich
daaraan aanpast, wordt de volgende
informatie aangeduid: merkteken functie
herkende scène, geschikte
opnamefunctie, het aantal beelden dat
wordt vastgelegd.
3
Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De camera maakt opnamen met de automatisch geselecteerde instellingen.
Scène herkend door de camera
(Nachtopname)
(Portret m. tegenlicht)
(Tegenlichtopname)
Opnamefunctie
Continuopname (120)
Daglichtsynchr.
(Auto+).
(Schemeropn. uit hand)
(Portretopname)
(Macro)
Langz. flitssync. (100)
Lange sluitert.
Merkteken functie herkende scène
Opnamefunctie
Aantal beelden dat wordt vastgelegd
(Landschap)
(Nachtopn. m. statief)
(Nachtportret)
Auto HDR (112)
61
NL