nl
Bedieningselementen
Afb. "
1
Toets Aan/Uit
Om het apparaat in en uit
te schakelen.
2
Toets „super"
Dient voor het inschakelen van de
functie superkoelen (zie het
hoofdstuk Superkoelen).
3
Temperatuurinsteltoets
Met deze toets wordt de
temperatuur ingesteld.
4
Temperature display
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen
in de koelruimte in °C.
5
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
74
Apparaat inschakelen
Afb. "
Het apparaat met de toets Aan/Uit 1
inschakelen.
De temperatuurindicatie 4 toont de
ingestelde temperatuur.
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer
de deur open is.
Wij adviseren een temperatuurinstelling
van +4 °C voor de koelruimte.
Bewaar gevoelige levensmiddelen niet
warmer dan +4 °C.
Aanwijzingen bij het gebruik
Terwijl de koelmachine loopt, vormen
■
zich dooiwaterdruppels of een laagje
rijp op de achterwand van de koel-
ruimte. U hoeft de dooiwaterdruppels
niet af te wissen of de rijp af te schra-
pen. De achterwand wordt automa-
tisch ontdooid. Het smeltwater wordt
in de smeltwatergoot opgevangen en
naar de koelmachine geleid, waar het
wordt verdampt.
Bij een hoge luchtvochtigheid kan zich
■
condenswater vormen in de koel-
ruimte, vooral op glazen legplateaus.
Als dit het geval is, dient u de levens-
middelen verpakt te bewaren en een
lagere koelruimtetemperatuur te kie-
zen.